vrijdag 19 december 2014

Gemeenten worden verantwoordelijk voor forensische jeugd GGZ


Op 11 december was ik vanuit LOC Zeggenschap in Zorg uitgenodigd voor de conferentie forensische jeugd-GGZ in het decentrale jeugdstelsel in de Van der Hoevenkliniek in Utrecht. Forensische Jeugdpsychiatrie gaat over jongeren met grensoverschrijdend gedrag, die binnen een gedwongen kader (via reclassering of de jeugdbescherming) behandeling krijgen in een 24 uurs setting of ambulant. In de nieuwe Jeugdwet worden gemeenten verantwoordelijk voor de forensische jeugd-GGZ, ofwel forensische jeugdpsychiatrie. Ik was benieuwd of dat voor cliënten een vooruitgang betekent.

Combinatie van problemen
Eén van de sprekers was Erik Jongman van de Bascule. Hij vertelde dat de jongeren waar hij mee te maken heeft kampen met een combinatie van factoren waardoor het misging: schulden, psychiatrie, verslavingen, verstandelijke beperkingen, multi-problemgezinnen. Tot een aantal jaren terug werd weinig gedaan met deze jongeren, maar de laatste jaren is zijn hulpverleners steeds meer in staat een goede behandeling te geven en daarmee 10 – 20% verschil te maken met geen behandeling. Resultaten zijn dat jongeren beter communiceren over wat hen bezig houdt, minder agressieve delicten plegen en een beter toekomstperspectief hebben.

Slachtoffer en dader
Veel jongeren zijn niet alleen dader maar zelf ook slachtoffer en hebben traumatische jeugdervaringen. Waar het tot een aantal jaren terug ‘not done’ was om bij de slachtofferkant van de jongere te beginnen, mag dat nu wel en daardoor was zijn ervaring dat je beter bij het gevoel van de jongere komt en er ruimte kan komen dat ze ook als dader hun verantwoording kunnen nemen.

Werken in de wijk
Ook de ambulantisering is aan de forensische jeugd GGZ niet voorbij gegaan en hulpverleners werken nu ook in de wijk. Aangezien de problemen vaak niet dat ene kind betreffen maar ook ouders en andere kinderen, wordt het gezin meegenomen in de aanpak.
Wat later in de workshop wel bleek is dat er nog weinig samengewerkt wordt met ketenpartners om zo trajecten ‘terug naar de wijk’ te organiseren voor jongeren die in de forensische GGZ verblijven.

Gemeenten moet forensische jeugdhulp betalen

Jeanet Sonneveld, landelijk projectleider integrale aanpak, vertelde dat niet alle gemeenten weten dat ze ook verantwoordelijk zijn voor de forensische jeugdhulp. Forensische jeugd GGZ kan in het kader van het adolescentenstrafrecht door de rechter opgelegd worden en de gemeente moet dan betalen. Op de vraag of gemeenten ook een beroep konden doen op het Ministerie van Veiligheid en Justitie als de kosten hiervoor uit de hand lopen zei de vertegenwoordiger van het Ministerie: Dat is dan toch echt het probleem van die gemeente, hadden ze maar meer aan preventie moeten doen.

Preventie criminaliteit
Gemeenten weten te weinig af van forensische jeugd GGZ en er is te weinig aandacht voor misdaad in de wijkaanpak volgens Jeanet Sonneveld. Gepleit werd voor een triage instrument op risico, een onderzoeksmethode waarin onderscheid gemaakt wordt tussen complexe en minder complexe zaken, maar ook een analyse van de problematiek op de verschillende leefgebieden en de eventuele oorzaken daarvan en welke problematiek als eerste aangepakt dient te worden. En daarnaast een checklist voor de wijkteams zodat ze bij een niet pluis gevoel de ernst van de situatie snel in kaart kunnen brengen. Belangrijk is dat de forensische jeugd GGZ op plekken waar veel criminaliteit voorkomt, samen gaat werken met ketenpartners zoals de wijkagent, het wijkteam, cluster 4 scholen. Zodat in het kader van preventie snel de juiste zorg kan worden ingezet: zo zwaar als nodig en zo licht als mogelijk.

Cliënten participatie

Wat ik miste op de conferentie was de inbreng van cliënten, wat helpt volgens hen of heeft hen geholpen hun leven weer op het rechte pad te krijgen? Wat is volgens ouders een handige aanpak? Dat kan de forensische jeugdhulp echt verbeteren. Zoals een moeder van de cliënten tafel jeugd - die ik voorafgaand aan de bijeenkomst sprak - me vertelde dat opvoeden tot zelfstandigheid meer aandacht mag hebben.
Zijn leven stond 2 jaar stil. Hij kon niks toen hij weer terugkwam: niet koken, boodschappen, de was doen. Alles moest hij nog leren.

maandag 8 december 2014

Ontwikkeling kind centraal bij vechtscheiding


Op 21 november was ik samen met een lid van de cliëntentafel jeugd uitgenodigd bij de presentatie van een nieuwe methodiek voor gezinsvoogden bij complexe scheidingen, in de volksmond vechtscheidingen genoemd.

Toename vechtscheidingen
Het aantal vechtscheidingen neemt toe en jaarlijks krijgen zo’n 16.000 kinderen en jongeren daar mee te maken. Kinderen hebben veel last van de ruzies bij een vechtscheiding en daarmee is het net als huiselijk geweld een vorm van kindermishandeling.

Het kind krijgt een stem

Gezinsvoogden vinden het werken met ouders en kinderen bij vechtscheiding lastig en hadden behoefte aan een nieuwe methodiek. In deze nieuwe methodiek staan niet de problemen van de ouders maar het belang van het kind staat centraal. En dat belang is geconcretiseerd in de ontwikkeling van het kind. Zo kan gewerkt worden met twee gezinsvoogden, waarbij één gezinsvoogd het kind vertegenwoordigt en de andere gezinsvoogd de ouders. Ook werkt men met foto’s van kinderen op tafel tijdens de gesprekken, zodat dat duidelijk is waar het om gaat. Het kind krijgt zo een stem. Het helpt kinderen en ouders: kinderen hebben het recht hun mening te vormen en te uiten en ondersteuning daarbij te krijgen (art. 12 van het Kinderrechtenverdrag) en het helpt ouders als ze van kinderen horen hoe zij onder de ruzies lijden en zien dat zeker niet in hun belang van het kind is.
Zoals de 44- jarige Antoinette van wie de ouders op haar 6e uit elkaar gingen beschreef in een brief aan haar ouders: "Ik bèn jullie. Ik ben half papa, half mama. Er is een helft van mij die jullie afwijzen."

De methodiek bestaat uit een theoretisch fundament en een beschrijving van de aanpak bij complexe scheidingen http://www.jeugdzorgnederland.nl/nieuws/nieuws/nieuw--methodiek-en-theoretisch-fundament--complexe-scheidingen-/

maandag 24 november 2014

Zelfregie voor kinderen in de jeugdzorg


Vorige week was het de week van de rechten van het kind. Het kinderrechtenverdrag bestaat dit jaar 25 jaar. Reden voor een feestje, maar ook aanleiding om de kinderrechten nog eens onder de loep te nemen. Op 20 november was ik aanwezig bij de Mulock Houwer lezing van prof. Dr. Wim Slot in het Kinderrechtenhuis in Leiden met als titel ‘Jongeren die er toe doen. Zelfbestuur in de jeugdhulp’.

Participatie en hoorrecht
Volgens Slot valt er niet alleen in het buitenland maar ook in Nederland nog een hoop te verbeteren. Zoals het recht van het kind om een eigen mening te vormen en te uiten over alle zaken die het kind aangaan. Volgens artikel 12 van de rechten van het kind moet de de overheid ervoor zorgen dat het kind die mening kan uiten en dat er naar hem of haar wordt geluisterd. Dit geldt ook voor gerechtelijke en bestuurlijke procedures. Maar kinderen worden over het algemeen weinig gehoord, denk maar aan echtscheidingszaken. Er wordt te weinig gebruik gemaakt van ontwikkelingsdeskundigen om de mening van kinderen in kaart te brengen.

De wees Mulock Houwer
Slot benadrukte het belang om kinderen te leren dat ze invloed kunnen uitoefenen. Zijn inspiratiebron is - niet toevallig - Mulock Houwer. Mulock Houwer, als wees opgegroeid in een kindertehuis is daar later zelf directeur geworden. Hij was overtuigd van het belang van zelfbestuur voor de ontwikkeling van het kind en heeft dat ook in zijn kindertehuis gerealiseerd.

Ontwikkelingstaken
Slot onderschrijft het belang van zelfregie voor kinderen in de jeugdzorg. Volgens de theorie van het competentiemodel is het belangrijk dat kinderen vaardigheden eigen maken en de mogelijkheden benutten die de ontwikkeling biedt. Kinderen die in de jeugdzorg zitten hebben door problemen soms ontwikkelingstaken uit vorige fasen niet vervuld. Zo vindt hij het geen toeval dat deze meisjes tegen verkeerde vriendjes aanlopen en wordt dat volgens hem bepaald door een tekort aan vaardigheden.

Aangeleerde hulpeloosheid
Een andere reden om kinderen meer regie te geven in de jeugdzorg is dat wie denkt geen invloed te hebben op zijn/haar leven meer risico loopt om een depressie te ontwikkelen (‘learned helplessness’).En dat de ervaring dat je omgeving je nodig heeft waarschijnlijk één van de krachtigste beschermende factoren is.

Eigen regie van kinderen
Genoeg redenen om kinderen meer regie te geven in de jeugdzorg, maar we zien dat niet terug in de hulpverleningsplannen. Te weinig wordt naar de mening van kinderen in de jeugdzorg gevraagd. En natuurlijk is dat allemaal lastig en zeker om kinderen zelf de regels te laten bepalen, maar het is wel hun leven. En hun kans om te leren en te ontwikkelen.

In de jeugdzorg wordt nog teveel gekeken naar de negatieve aspecten van kinderen en veel te weinig naar krachten. Dat is natuurlijk ook het lastige: als alleen naar mogelijkheden van kinderen wordt gekeken, wordt geen kind geplaatst . Maar belangrijk is om te realiseren dat dat maar één kant van de medaille is en dat het belangrijk en stimulerend is om ook naar krachten te kijken en kinderen verantwoordelijkheid te geven zodat ze die kracht kunnen ervaren.

maandag 10 november 2014

Zeven kritische vragen over het nieuwe jeugdbeleid


Kortgeleden kreeg ik Jeugdhulp en Jeugdbeleid, lokale zorg voor kinderen na 2015 toegestuurd van Biblion om te recenseren. In dit (leer)boek gaat prof. dr. René Clarijs, hoogleraar en hoofdredacteur van het tijdschrift Jeugdbeleid in op de zorg voor kinderen na 2015. Eerst blikt hij terug op het ontstaan van de jeugdzorg, de kenmerken, maatschappelijke ontwikkelingen en de aanpalende sectoren. Daarna gaat hij in op de nieuwe jeugdwet: de aanleiding en uitgangspunten, de uitwerking ervan, de veranderingen voor de gemeenten en de betekenis van de nieuwe manier van werken voor de professionals.
Hij sluit af met zeven kritische vragen die beantwoord zouden moeten worden bij nieuw jeugdbeleid, maar dat niet zijn.

Zeven kritische beleidsvragen
1. Wat is er gebeurd met de vorige voorstellen tot stelselwijzigingen?
2. Welke huidige tekorten moet het nieuwe beleid tackelen of compenseren?
3. Welke toekomstige ontwikkelingen komen er aan?
4. Wat zijn ontwikkelingen ten aanzien van het jeugdbeleid in het buitenland?
5. Hoe zal het nieuwe beleid in de praktijk uitpakken (eerst experimenteren)?
6. Hoe kan actuele innovatiekennis ingezet worden?
7. Wat hebben de recente decentralisaties opgeleverd?

Volgens Clarijs is over de zeven vragen veel wetenschappelijke kennis voorhanden maar trekt de politiek zijn eigen spoor en is ‘Bewust onbekwaam’.
Op een aantal vragen kan ik nog wel een antwoord vinden in het nieuwe beleid. Zo wil het nieuwe jeugdbeleid een bijdrage leveren aan de-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren, eerder de juiste hulp op maat te bieden, (kosten)effectief zijn en regeldruk verminderen (vraag 2), is aan de slag gegaan met het uitproberen van het nieuwe beleid in de proeftuinen (vraag 5) en wordt met de transformatie actuele innovatiekennis ingezet (vraag 6). Niet overal succesvol, maar het is in gang gezet.
Maar wie heeft een antwoord op vraag 1, 3, 4 en 7? Toch handig om te weten bij zoiets ingewikkelds en ingrijpends als de transitie en transformatie van de jeugdhulp.

dinsdag 28 oktober 2014

Zijn de rechten van de cliënt in jouw gemeente geborgd en hoe staat het met de informatieveiligheid?


Op 20 september was ik met een lid van de cliëntentafel jeugd van het LOC aanwezig op de decentralisatiesdag (3 D dag) voor raadsleden en griffiers. Om informatie te geven, maar we waren ook benieuwd in hoeverre daar voor cliënten belangrijke aspecten aan de orde zouden komen.

De dag startte prima met een interview met een cliënt met niet aangeboren hersenletsel. Zij vertelde haar persoonlijke verhaal en hoe lastig het was om hulp te vragen omdat haar problemen aan de buitenkant niet zichtbaar zijn en ze benadrukte het belang van een deskundige hulpverlener die doorvraagt. Dat verhaal maakte veel indruk op de aanwezigen.

Hoe informatieveilig is jouw gemeente?
Later op de dag volgde ik een deelsessie met als onderwerp: Hoe informatieveilig is uw gemeente? Privacy is voor cliënten een heel belangrijk onderwerp. Uit onderzoek in 2013 bleek dat slechts 4 procent van de gemeenten aan de normen voldeed. Normen die al 10 jaar bestaan! Nu is een zelftest ontwikkeld waarmee gemeenten aan de hand van de 7 belangrijkste normen kunnen kijken hoe het er voorstaat en op basis daarvan een verbeterplan maken. Maar nog lang niet alle gemeenten hebben die test ingevuld. Op de website van VNG kun je zien of jouw gemeente die test al heeft ingevuld zie bijlage van de brief van staatsecretaris Klijnsma: http://www.vng.nl/files/vng/20140717-brief-klijnsma-suwinet.pdf
Belangrijk om aan de bel te trekken als je gemeente dat nog niet heeft gedaan. En staat je gemeente wel op het lijstje? Vraag dan naar de score van je gemeente en als dat geen 7 is vraag naar het verbeterplan.

Rechtspositie cliënten
Ook volgden we een deelsessie over de nieuwe jeugdwet. Daar kwam heel duidelijk de plicht van gemeenten aan de orde om passende jeugdhulp te organiseren, laagdrempelig, 24 uur bereikbaar, kwalitatief en kwalitatief toereikend. Gemeenten werden nu eens duidelijk op hun verantwoordelijkheid gewezen.
Ook kwamen 10 punten van de rechtspositie van de cliënt expliciet aan de orde:
1. Worden betrokken bij het beleid & tevredenheidsonderzoeken
2. Zicht hebben op gemeentelijk jeugdhulppakket
3. Recht op een herkenbare laagdrempelige toegang en deskundige procedure, met mogelijkheid familiegroepsplan op te stellen
4. Verwijsmogelijkheid via arts
5. Bij toekenning jeugdhulp rekening houden met persoonlijke kenmerken, levensovertuiging etc.
6. Keuzemogelijkheid tussen zorg in natura of pgb
7. Klachtrecht m.b.t. jeugdhulpaanbieders
8. Klachtenverordening gemeente geldt bij klachten over gemeente
9. Recht op bezwaar en beroep
10. Vertrouwenspersoon

Cliënten betrekken bij beleid
Aan het einde van de dag volgden we nog een gesprek met staatsecretaris van Rijn. Zorg dichter bij de mensen en meer invloed van mensen op zorg en ondersteuning, dat is wat hij nastreeft met de decentralisatie en hij gaf de raadsleden mee burgers, cliënten en patiënten te betrekken bij beleid. Natuurlijk was aandacht voor kosten belangrijk, maar hij stimuleerde raadsleden ook met cliënten om de tafel te gaan en te bespreken hoe de zorg wordt ervaren en na de transitie te informeren of de zorg ook beter is geworden. Zelf ging hij de komende periode bij gemeenten langs op zoek naar goede voorbeelden.

Al met al was het een nuttige dag waarin duidelijk werd dat beleidsmakers cliëntenparticipatie een warm hart toedragen maar ook dat dat zeker nog niet in iedere gemeente goed geregeld is.
In hoeverre zijn de rechten van de cliënt in jouw gemeente geborgd en hoe staat het met de informatieveiligheid?

maandag 13 oktober 2014

Cliënten over kwaliteit van jeugdhulp en registratie van professionals


Per 1 januari 2015 treedt de nieuwe Jeugdwet in werking en worden jeugdzorgorganisaties wettelijk verplicht om te werken met geregistreerde professionals. Maar wat vinden cliënten daarvan? We vroegen cliënten - ouders met ervaring in de jeugdhulp - wat zij belangrijk vinden als het gaat om kwaliteit van werkers in de jeugdhulp en registratie van professionals.

Kwalitatief goede jeugdhulp
Cliënten geven aan dat goede jeugdhulp de jeugdige in de context ziet waar hij/zij vandaan komt en ook ouders/sociale omgeving betrekt. Ook betekent goede jeugdhulp geen wisseling van jeugdhulpprofessionals. De professional moet aansluiten bij de hulpvraag en het niveau van de cliënt (als ook bij de (culturele) achtergrond van de cliënt). Verder vinden cliënten het belangrijk dat er een is klik tussen de hulpverlener en de cliënt.

Kenmerken van een goede jeugdhulpprofessional
Een goede jeugdhulp professional kijkt volgens cliënten naar meerdere leefgebieden, denkt mee met de jeugdige en kijkt naar individuele behoeften, is betrokken, staat klaar voor de ouders en de jeugdige, heeft een open en transparante houding en durft zich kwetsbaar op te stellen. Of het nou drang en dwang betreft of ‘vrijwillige’ hulpverlening de attitude van de professional is in elke situatie hetzelfde. Daarnaast is de professional opgeleid in het verlenen van hulp.

Eisen aan de professional bij registratie
Cliënten vinden dat de jeugdhulp professional kennis moet hebben van ontwikkelingen in hulpverlening, werkervaring, een diploma, een specialisme, een VOG, aan bij- en nascholing doen (zoals Veilig Thuis of oplossingsgericht werken), zijn eigen werk evalueert (en daarbij de mening van de cliënt mee neemt). Daarnaast is het van belang dat sprake is van herregistratie zodat de cliënt weet dat de hulpverlener zijn/haar vakkennis up to date houdt.

Waar de werkgever op moet letten bij toedeling van werk
Als gekeken wordt wie naar welk gezin gaat vinden cliënten het belangrijk dat de werkgever oplet hoeveel kennis een professional heeft over soortgelijke situatie. Verder mag de werkgever de professional niet mag vragen hulp te verlenen waarin de hulpverlener niet bekwaam is of waarin de hulpverlener de kwaliteit van zijn hulp niet kan garanderen.

Wat betekent registratie voor de cliënt?
Door registratie kan de professional worden opgezocht in het register en weten cliënten wat de professional kan, wat zijn/haar specialisme is en dus wat ze kunnen vragen van de professional. Ook tuchtrecht is een vooruitgang omdat er nu kan worden ingegrepen als het mis gaat en de professional inhoudelijk kan worden aangesproken op zijn/haar werkwijze.
Registratie mag alleen niet betekenen dat de professional daar (te) veel tijd aan kwijt is en minder tijd heeft voor de cliënt.

Bevoegd betekent niet bekwaam
Cliënten zeggen keer op keer: registratie alleen is niet voldoende, bevoegd betekent niet bekwaam. De relatie hulpverlener cliënt bepaalt in grote mate de effectiviteit van de hulp. Veel klachten van cliënten gaan over houding en bejegening . Is het daarom niet noodzakelijk dat naast kennis ook (gespreks)vaardigheden en houding van de professional getoetst worden voordat er sprake kan zijn van herregistratie?



dinsdag 30 september 2014

Hoe overleef je de transitie in de Jeugdzorg?


Op 29 september was ik aanwezig op de conferentie Hoe overleef je de transitie jeugdzorg? Een succesvolle transitie zal u doen transformeren. De conferentie was georganiseerd door jeugdbescherming Amsterdam, zoals de gecertificeerde instelling (voorheen Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) tegenwoordig heet. Beloofd was dat we in één dag wel 55 tips zouden krijgen voor een succesvolle transitie. Dat wilde ik niet missen.

55 werkdagen
De 55 tips waren verzameld door Eric Gerritsen, bestuursvoorzitter bij jeugdbescherming Amsterdam en in zijn inleiding begon hij meteen met slecht nieuws: het gaat mis en we hebben nog 55 werkdagen voordat de transitie een feit is. In een kwartier tijd vertelde hij wat je nog kunt doen om grote ongelukken te voorkomen.

1. Ervaringsleren
Je begrijpt het pas als je het zelf hebt ervaren en met de stresstest die is ontwikkeld, kunnen gemeenten dat ervaren. LOC heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van de stresstest door het aanleveren van casuïstiek. Voor meer informatie zie :
https://www.vng.nl/files/vng/201408_toelichting_-_stresstest_jeugdstelsel_deloitte.pdf

2. Werken vanuit de inhoud
De inhoud moet leidend zijn. Moeilijke gezinnen zullen blijven en we moeten ons steeds de vraag blijven stellen, waarom doen we dit ook alweer, wordt het kind hier beter van?

3. Samenwerken met het netwerk
Jeugdbescherming Amsterdam werkt bijvoorbeeld veel samen met de dierenbescherming, waar dieren worden mishandeld, worden ook veel kinderen mishandeld. Maar ook met schuldhulpverlening omdat veel jeugdzorgproblemen samen hangen met schulden. En natuurlijk met ouders. Ze betrekken betrokken ouders en vragen hen om advies en ook maken ze afspraken met het onderwijs en de ZAT teams.

4. Lerend veranderen
Je kunt alleen leren door het zelf te ervaren. Oplossingen worden bedacht op de werkvloer. Klein beginnen op basis van concrete casuïstiek. Proeftuinsuccessen kunnen verder worden uitgerold en professionals moeten in staat worden gesteld hun eigen leerproces door te maken.

5. Risicomanagement

Zijn tips: regel de toegang goed, heb aandacht voor professionals, neem zorgen serieus en regel privacybescherming, dossiervorming en ICT goed. Pas op voor overbodige bureaucratie en koester nuttige bureaucratie. En vooral: Stel je kwetsbaar op en vraag om hulp.

Vechtscheiding

Naast de inleiding van Eric Gerritsen was er de mogelijkheid workshops te volgen. Zo nam ik deel aan een workshop over vechtscheiding waarbij twee jongeren die dat zelf ook meegemaakt hadden hun verhaal deden. Deze jongeren waren van Villa Pinedo en werkten als adviseurs van volwassenen. Doel was om professionals bewust te maken wat in hun hoofd en hart omgaat. Zo hadden ze een brief aan alle gescheiden ouders in Nederland geschreven over hoe zij zich voelen en een online workshop voor ouders ontwikkeld. Zie: http://www.villapinedo.nl/producten/

Bureaucratische belemmeringen
Een ander workshop ging over omgaan met bureaucratische hindernissen. Gepleit werd voor maatwerk (tip 52 uit het boek) en het doorbeken van regels als dat nodig is als het letterlijk toepassen van regels tot niet bedoelde effecten leidt. Want het blijkt dat 99% van de regelgeving niet uit Den Haag komt, maar in de eigen organisatie zit. Nodig professionals uit om te zoeken naar wat nodig is voor dit kind en als je regels overtreedt wees dan open en transparant. Soms kan kijken naar de kosten ook argumenten geven naar gemeenten om het anders aan te pakken. Zoals een gezin met schulden toch onderdak brengen waardoor de kinderen niet uit huis hoeven en je kosten (en leed) bespaart. Geef mensen ‘the right to challenge’: komen ze met een oplossing die goedkoper is en van gelijkwaardige kwaliteit, geef het dan een kans.

Verder waren er nog veel meer interessante workshops, maar het voert te ver die hier ook allemaal te beschrijven. Het was in ieder geval een interessante middag met veel tips waar ik met een tas en hoofd vol informatie weer naar huis ging.




maandag 15 september 2014

Gezagscrisis of een opvoedcrisis?


De jeugd van tegenwoordig heeft geen respect meer voor het gezag. Leraren, artsen, ambulancepersoneel, politie, mensen worden niet meer met respect behandeld. Mensen zijn snel verontwaardigd en boos. Ambulancepersoneel wordt bedreigd: 'Als mijn broer/ moeder/ oom etc. doodgaat weet ik je te vinden.' Maar hebben we hier nou te maken met een gezagscrisis of een opvoedcrisis? Heeft dat onbeschofte gedrag niet meer te maken met een gebrek aan sociale vaardigheden? En respect moet je toch verdienen?

Opkomen voor jezelf
Misschien zijn we een beetje doorgeslagen met kinderen te leren dat je op moet komen voor jezelf en je emoties moet uiten. En is het veel belangrijker om te leren rekening te houden met anderen. We weten toch eigenlijk allemaal wel dat je niet alleen op de wereld bent en gelukkig wordt door goede relaties met anderen. En dat het helemaal niet erg is om niet altijd je zin te krijgen. Dat het soms verstandig kan zijn je boosheid in te slikken, in gesprek te gaan en naar oplossingen te zoeken om tot een win-win situatie te komen.
Want het is natuurlijk heel sociaal onhandig om ambulancepersoneel te bedreigen. De kans is dan toch veel groter dat die medewerker daardoor nerveus wordt en fouten maakt.

Respect moet je verdienen
En van de andere kant: respect moet je verdienen door je houding, woorden of aanpak. Dus is het ook voor leraren, artsen, ambulancepersoneel, politie handig en belangrijk om goed te leren communiceren met bange en boze mensen, zodat die zich begrepen voelen en serieus genomen. Leren rustig te blijven en het goede voorbeeld te geven. Bijscholing en intervisie is noodzakelijk. Want we weten allemaal dat een wiskundeleraar meestal niet de mist in gaat door gebrek van kennis in de wiskunde maar door pedagogische vaardigheden.

Sleutelfiguren
Belangrijk is om daarbij geen groepen uit te sluiten en gebruik te maken van sleutelfiguren uit de doelgroep zoals bijvoorbeeld de medewerkers van het Trias Pedagogica adviesbureau voor vaderschap, opvoeding en interculturele pedagogiek dat in 2012 de innovatieprijs aanpak kindermishandeling wint met het project: Opvoeddebatten met Marokkaanse vaders.

Investeren in opvoeding en scholing
Na al die aandacht voor opkomen voor jezelf en emoties uiten, is het nu tijd weer eens te investeren in sociale vaardigheden, gespreksvaardigheden en het leren omgaan met frustratie en boosheid.

maandag 1 september 2014

Onzichtbare kinderen in de zorg voor jeugd



Laatst was ik in Capelle aan de IJssel de conferentie 'De onzichtbare kinderen in de zorg voor jeugd'. Cliëntvertegenwoordigers,gemeenteraadsleden, wethouders, professionals en jongeren waren uitgenodigd.


Film 'onzichtbare kinderen'

De conferentie werd geopend met het filmpje 'De onzichtbare kinderen in de zorg voor jeugd' Zie: https://www.youtube.com/watch?v=nDWX19u1CP8. Onzichtbare kinderen zijn kinderen waar het ondanks een moeilijke start nu goed mee gaat en die hard aan het werk zijn met hun opleiding en ontwikkeling. Om zo ook eens te laten zien en horen dat het goed gaat met kinderen mede dankzij de jeugdzorg. Een meisje dat in de film te zien is, was ook op de bijeenkomst aanwezig. Ze wil graag het perspectief van de jongere in de jeugdzorg beter in beeld te brengen, want er is nog een hoop werk te verzetten voordat het perspectief van de jongere voldoende in beeld is bij de transitie en transformatie van de jeugdhulp.

Joris
Ongeveer vijf procent van de kinderen heeft forse problemen met opgroeien. Een percentage dat omlaag moet volgens Marjan de Lange, van het Nederlands jeugdinstituut, die vervolgens een lezing gaf. Onderwerp was verbindingen tussen de 'civil society' (de omgeving/maatschappij) en de zorg voor onzichtbare kinderen.
Ze sprak over Joris, een jongetje van 9 jaar met de diagnose PDD-NOS die moeilijk gedrag vertoont in de klas. De zorgbehoefte hangt volgens Marjan nauw samen met de ernst van de problemen, de kracht van het kind en het gezin, motivatie en leerbaarheid. Aanwezige cliënten vonden dat met name die laatste twee veel te maken hebben met de professionaliteit van de hulpverlener: een professionele hulpverlener sluit aan op de motivatie en de leerbaarheid van de cliënt en biedt hulp op maat en geen standaardaanbod.
Marjan de Lange kwam ook met een aantal tips om de kwaliteit van de hulp te verbeteren:
- handelen alsof het je eigen kind is
- sterke signalering aan de voorkant
- matched care: zo licht als mogelijk en zo zwaar al nodig
- minder doorverwijzen en meer samenwerken door bijvoorbeeld deskundigheid in te roepen
Ook lid worden van een voetbalclub kan volgens haar nuttig, maar niet alle ouders een voetbalclub kunnen betalen en dat het handig is dat trainers als ze daar behoefte aan hebben deskundigheid van de jeugdzorg inroepen als ze willen weten hoe een bepaalde jongere binnen de club te houden

Cliëntenparticipatie
Als afsluiting van de bijeenkomst konden wethouders, gemeenteraadsleden, onderwijs, professionals, cliënten en cliëntondersteuners vragen aan elkaar stellen. Aan ervaringsdeskundigheid bleken de aanwezige gemeenten veel behoefte te hebben. Samenwerken aan de transformatie met cliënten kan een meerwaarde hebben, realiseerden zij zich: betere, effectievere zorg waarbij de cliënt echt centraal staat.

donderdag 26 juni 2014

Spoedhulp in transitie


Met de transitie van de jeugdzorg bestaat de mogelijkheid crisishulp anders te organiseren nu zowel de jeugdhulp als de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren en de jeugdpsychiatrie op gemeentelijk niveau gefinancierd wordt. Op 23 juni was ik op de conferentie spoedhulp in transitie waar ik twee interessante workshops bijwoonde en ook nog een collega sprak die vertelde over een andere organisatie van crisisopvang.

Crisishulp in Friesland
De eerste workshop ging over SPOED4JEUGD. In Friesland hebben ze al enige ervaring opgedaan met spoedhulp met samenwerking tussen verschillende sectoren. In SPOED4JEUGD participeren vier organisaties: Bureau Jeugdzorg Friesland, Jeugdhulp Friesland, Reik zo ver je kunt (LVB jeugd) en Kinnik kind en jeugd GGZ. Met elkaar organiseren zij de crisishulp voor jeugd in Friesland.
De doelgroep van SPOED4JEUGD zijn kinderen en jongeren tot 18 jaar (ongeacht IQ) waar geen tweede lijnszorg ingezet is. Daarvoor hebben ze één telefoonnummer dat 24 x7 bereikbaar is. Elke melding wordt gezien als een spoedeisende melding zolang niet anders is vastgesteld. Ter ondersteuning hebben ze de beschikking over een handig logistiek instrument; een app voor smart Phone, iPad ,laptop, desktop. Verder werken ze sterk geprotocolleerd met checklists, beslisbomen, besluitvorming.
Het Principe is: als de bal wordt aangespeeld, neem je de bal aan, discussie of onenigheid vinden achter de schermen plaats waardoor de crisismelding niet gefrustreerd wordt.

Hoe pakken ze dat precies aan in Friesland?
1. Een jongere, ouder, huisarts, school, hulpverlener, belt het spoednummer.
2. Ze worden te woord gestaan door een medewerker van Bureau Jeugdzorg van het spoedteam die een interview afneemt aan de hand van een gestructureerde vragenlijst en de gegevens invoert in de app.
Het gaat om vragen zoals:
- Is er al een zorgaanbieder betrokken? (Als dat zo is wordt de cliënt daarheen verwezen)
- Hoe acuut is de situatie?
- Waar is het kind?
- Is er sprake van psychiatrische problematiek, speciale omstandigheden, laag IQ?
- Waarom nu?
- Ook maakt de interviewer een inschatting van de veiligheid.
3. De interviewer vertelt dat de cliënt dat ze eerst gaat overleggen met een collega en daarna z.s.m. terugbelt
4. De interviewer neemt contact op met een triagist, die de triage uitvoert. Triagisten zijn gz-psychologen, klinisch psychologen of psychiaters van één van de vier betrokken instellingen en hebben een 24uurs bereikbaarheid. Aan de hand van de gegevens in de app bekijkt de triagist veiligheid, suïcide gevaar, mishandeling/misbruik en neemt op basis van zijn deskundigheid een besluit aan welke zorgaanbieder de zorg wordt toegewezen.
De triagist beantwoordt twee vragen:
- Is het een crisis of kan het naar de reguliere zorg?
- Welke problematiek is voorliggend en dus welke zorgaanbieder krijgt de regie?
5. De interviewer belt terug de melder om terug te koppelen welke actie ondernomen wordt en maakt vaak ook praktische afspraken.
6. Na de terugkoppeling wordt een ambulant hulpverlener van GGZ, LVB of jeugdhulp ingezet die binnen een uur contact opneemt met het gezin. Als het niet veilig is of de hulp onvrijwillig, dan gaat altijd een medewerker van Bureau Jeugdzorg mee naar de beoordeling in het gezin.
7. Tenslotte wordt de melding afgesloten waarna de verzamelde informatie wordt verzonden naar de zorginstelling die er mee aan de slag is geweest tijdens de melding en mee verder gaat .

Een mooi systeem met als voordeel één voordeur, niet versnipperd en maximale samenwerking en om de triage zo goed mogelijk te laten verlopen en van elkaar te leren zijn er met regelmaat intervisiebijeenkomsten.

Evaluatie SPOED4JEUGD
De evaluatie van de eerste periode waarin SPOED4JEUGD actief is, is positief. Melders vinden een meldpunt een verbetering. Medewerkers vinden het leuk om aan te werken. In 40 % gaat een koppel naar het gezin voor beoordeling, omdat het om veiligheidskwesties gaat. Ook blijkt dat triagisten over het algemeen verwijzen naar de juiste hulpverlener en de kosten laag zijn. Dit wordt bij SPOED4JEUGD verklaard doordat het één pakket is: toegang - ambulant – residentieel.

Kritische succesfactoren
Als kritische succesfactoren benadrukten zij de samenwerking tussen de organisaties en direct een ambulant hulpverlener inzetten. Als de bal wordt aangespeeld, neem je de bal aan, discussie of onenigheid vinden achter de schermen plaats waardoor de crisismelding niet gefrustreerd wordt is het principe van SPOED4JEUGD.
Andere succesfactoren zijn: samen delen van dezelfde waarden en uitgangspunten om het proces goed in te richten en de uitvoering soepel te laten verlopen

Doorontwikkeling ambulante crisishulp/spoedhulp
De tweede workshop die ik bijwoonde ging over de door ontwikkeling van de ambulante spoedhulp en werd begeleid door Mariska van der Steege van Bureau van Montfoort.
Zij vertelde dat een richtlijn crisisplaatsing in ontwikkeling is. In de workshop kregen we twee definities gepresenteerd waarbij onderscheid gemaakt werd tussen spoed en crisis en verder werden we zelf aan het werk gezet om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de richtlijn.

Crisis of spoed
Crisis: levensbedreigende situatie of direct gevaar voor de jeugdige vereist direct ingrijpen (binnen 2 uur ter plaatse) en binnen 24 uur een vervolggesprek. Werkplaatsfunctie: Families First start binnen 24 uur
Spoed: ernstige verstoring draagkracht en draaglast, paniek, niet in staat adequaat te handelen, dreigend fysiek gevaar jeugdige, binnen 24 uur gesprek.
Zoeklichtfunctie. Ambulante spoedhulp start binnen 24 uur

Crisisopvang in de residentie
Op de studiedag sprak ik ook een collega van Kompaan/de Bocht in Tilburg. Zij hebben geen aparte crisisopvang maar werken met crisisbedden in de residentie, gecombineerd met ambulante hulp. De groep biedt alleen bed-bad-brood en de ambulant hulpverlener werkt met kind en gezin. Hij was enthousiast over de aanpak. Alleen afstemming met groepswerkers is een aandachtspunt.

Wat is interessant?
Organisatie
Het spoedteam SPOED4JEUGD bestaat uit Bureau jeugdzorg, jeugdhulp, LVB jeugd en GGZ jeugd. Iedere organisatie houdt de eigen verantwoordelijkheid, er wordt alleen gezamenlijk opgetrokken en taken verdeeld om de crisishulp snel en adequaat te organiseren. Als dat geregeld is wordt de melding afgesloten. Geen ingewikkelde organisatie dus.

Beoordeling in het gezin
Opvallend is dat slechts in 40 % BJZ meegaat naar het gezin gaat voor beoordeling, dus blijkbaar maar in 40% van de gevallen het om veiligheidskwesties gaat.
In Friesland gaat altijd een medewerker van de zorgaanbieder mee om te beoordelen welke hulp nodig is. Dat is vaak niet de hulpverlener die de hulp gaat uitvoeren. De vraag is of het niet mogelijk is in de triage al te beoordelen of bijv. ambulante spoedhulp of Families First de beste keuze is om in te zetten en dan de hulpverlener die de hulp ook gaat uitvoeren mee te nemen. De meerwaarde van de beoordeling van de zorgaanbieder is onduidelijk. Als je beoordeelt of iets crisis of spoed is kun je op basis daarvan kun je beslissen wie wanneer meegaat.

Adequate technische ondersteuning.
Het lijkt handig om te kijken of de app ook voor andere regio’s geschikt is en tegen welke kosten. Een bedrag van 1600 euro per maand wordt genoemd.

Gedisciplineerde uitvoering van afgesproken processen.
Wellicht zijn de checklists, beslisbomen, protocollen besluitvorming ook interessant voor andere regio’s en op te vragen bij SPOED4JEUGD

Crisisopvang in de residentie
Tenslotte vind ik de optie om crisisopvangbedden op reguliere groepen te creëren interessant, Geen doorstromingsproblemen, geen kinderen na 4 weken gedwongen verplaatsen. De hulp onafhankelijk van de locatie organiseren voorkomt een hoop geleur met kinderen. Want wie heeft ooit bedacht dat een crisis 4 weken duurt?

Crisishulp in transitie: samenwerken waar nodig, praktisch, op maat, effectief en snel de juiste hulpverlener bij het gezin die meteen kan starten, daar moeten we naartoe


dinsdag 10 juni 2014

Conferentie Jeugdzorg InZicht. Is de cliënt ook altijd in zicht?



Op 5 juni was ik aanwezig op de conferentie Jeugdzorg InZicht die georganiseerd werd door de Provincie Utrecht en Bureau Jeugdzorg Utrecht. Het was de laatste keer dat Jeugdzorg InZicht georganiseerd werd omdat per 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg overgaat van Provincie naar gemeenten. Doel van de bijeenkomst was de vraag hoe de zorg voor de jeugd zo goed en zo efficiënt mogelijk kan worden geregeld. Ik was benieuwd in hoeverre de (toekomstige) cliënt daarin een rol speelt.

Regie bij gezin en het netwerk
De aftrap van de dag werd gegeven door staatssecretaris Van Rijn die de Provincie Utrecht complimenteerde met zijn aanpak van de transitie en het opzetten van de zogenaamde Save teams (SAmenwerken aan VEiligheid)(1). In deze teams werken jeugdreklassering, spoedeisende hulp, AMK, medewerkers van de Toegang en Jeugdbeschermingswerkers (BJU en WSG) en raadsonderzoekers samen in de wijk vanuit één interdisciplinair team. Zo kan één en dezelfde werker het ene gezicht vormen naar het betreffende gezin, ongeacht welke vorm van hulp het gezin nodig heeft en ongeacht er sprake is van een juridische maatregel of niet. Eén van de doelen is om meer regie bij het gezin en zijn netwerk te leggen en tegelijkertijd borgen van voorwaarden voor de veiligheid en resocialisatie van de kinderen. Dat past helemaal in de doelstelling van de transitie en bij de wensen van cliënten, maar het blijft natuurlijk afwachten of het in de praktijk ook daadwerkelijk zo uitpakt. Het is toch heel afhankelijk van de hulpverleners die het uitvoeren zo bleek bijvoorbeeld ’s middags in een workshop over privacy.

Hoe ver zijn gemeenten met de transitie?
Verder wees van Rijn op de transitiemonitor jeugd (2) waar je de verschillende gemeenten met elkaar kunt vergelijken. Met de monitor kan een gemeente de voortgang ten opzichte van het tijdspad van het transitieproces checken en resultaten spiegelen aan andere gemeenten. Ik ben natuurlijk onmiddellijk gaan kijken, maar de monitor is alleen beschikbaar voor gemeentelijke ambtenaren en niet voor burgers of toekomstige) cliënten. Terwijl juist cliënten ook graag willen weten hoe het ervoor staat in hun gemeente met de transitie van de jeugdhulp.

De jeugdhulp in 2015
Volgens van Rijn moet in augustus duidelijk zijn welke zorg in 2015 beschikbaar is. Hij hoopte op een rustige overgangsperiode, maar gaf ook aan dat het best lastig zal worden voor organisaties om nieuwe verbindingen aan te gaan, organisatie overstijgend te denken en samenwerking te zoeken teneinde goede zorg voor cliënten te realiseren. Vanuit het LOC ga ik regelmatig op pad met cliënten om gemeenten te adviseren cliënten te betrekken bij de transitie en transformatie zodat niet het organisatiebelang of kostenreductie, maar het belang van goede jeugdzorg centraal staat, want dat wil men wel eens uit het oog verliezen, zoals bijvoorbeeld bij de inkoop van jeugdhulp.

Hoe koopt de gemeente goede jeugdzorg in?
Zo nam ik deel aan een workshop over de inkoopstrategie. Je zou denken dat bij het inkopen van zorg en bij het beantwoorden van vragen zoals Hoe koop je kwalitatief goede jeugdzorg in? cliënten een rol spelen. Niets van dat alles. Wat we te zien kregen was een technisch plaatje en met een verhandeling waar in de cliënt geen enkele rol speelt. Natuurlijk zijn daar vragen over gesteld in de workshop, maar daar was weinig belangstelling voor.

Informatie aan de cliënt zelf vragen
Later op de dag nam ik deel aan een interessantere workshop die ging over privacy. Bij de start van de workshop werden we behoorlijk aan het schrikken gemaakt met wat voor gegevens over ieder te achterhalen is. Je leven staat online en dat kan tegen je gebruikt worden. Zie (3). Maar ook bleek dat hulpverleners verschillend denken over wanneer het wel of niet geoorloofd is gegevens op te vragen. Sommigen gingen nogal makkelijk voorbij aan het feit dat cliënten daarvoor toestemming moeten geven en dat het - ook bij cliënten met een maatregel- in verhouding moet zijn met het beoogde doel zoals heel duidelijk in de beleidsvisie van de Rijksoverheid Zorgvuldig en bewust Gegevensverwerking en Privacy in een gedecentraliseerd sociaal domein staat (4). Gelukkig was er ook een deskundige hulpverleenster die deelnam aan de workshop. Zij vertelde dat ze de informatie die ze nodig heeft aan de cliënt zelf vraagt. Op die manier houdt de cliënt de regie, dat wekt vertrouwen en biedt de mogelijkheid samen te werken aan de oplossing van problemen.

Door de jeugdzorg blijf je in je verleden hangen
De dag werd afgesloten met een lezing van Dr. Derk Loorbach over jeugdzorg in transitie. Loorbach is een deskundige op het gebied van transitie. Volgens hem duren transities tientallen jaren en gaan gepaard met schoksgewijze veranderingen en levert het altijd weerstand en chaos op. Geen rustige overgangsperiode, zoals staatssecretaris van Rijn hoopt. Voor echte transitie is radicaal denken nodig, helder moet zijn: waar willen we naar toe? In dat kader had hij met zwerfjongeren gesproken en van hen gehoord dat zij door de jeugdzorg alsmaar in het verleden blijven hangen. Je dossier sleep je achter je aan en iedere keer hoor je datzelfde overbekende ellendige verhaal. Dat is ook iets wat ik van andere cliënten met ervaring is de jeugdzorg hoor.

Radicaal denken
Als we dan eens radicaal denken in de transitie weten cliënten wel wat ze willen: meer regie, bepalen wat in het dossier komt en wanneer gegevens geschrapt kunnen worden. Heel radicaal is het eigenlijk niet, het is zelfs één van de doelen van de transitie: meer regie bij de cliënt. Maar gaat dat ook daadwerkelijk gebeuren? Ik ben niet gerustgesteld.


1 http://www.bjzutrecht.nl/wp-content/uploads/2014/01/Brochure-SAVE.pdf
2 https://www.transitiemonitorjeugd.nl/Login.aspx?ReturnUrl=%2f
3 https://www.youtube.com/watch?v=F7pYHN9iC9I
4 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/05/01/beleidsvisie-zorgvuldig-en-bewust-gegevensverwerking-en-privacy-in-een-gedecentraliseerd-sociaal-domein.html



zaterdag 31 mei 2014

Liefde met alle geweld


Meer vrouwen tussen vijftien en vierenveertig sterven of lopen blijvend letsels op door geweld dan door malaria, verkeersongelukken en oorlog samen.

Laatst kreeg ik de publicatie Liefde met alle geweld. Agressie tegen vrouwen in de huiselijke kring van Kris Smet toegezonden om te recenseren. Net als in Nederland ligt er in Belgie een taboe op het praten over huiselijk geweld. De auteur heeft slachtoffers van huiselijk geweld toch aan de praat gekregen en de verhalen over de gruwelijke gebeurtenissen en vaak tekortschietende hulp opgetekend. Daarnaast presenteert zij cijfers en feiten over kindermishandeling, incest, partnergeweld, geweld tijdens de zwangerschap en hulpverlening in België. Diverse deskundigen komen aan het woord: een kinderarts, agogisch begeleidster, Procureur des Konings, psychiater, jeugdrechter, directeur vluchthuizen, advocaat, hoofd steunpunt geweld op vrouwen, gerontologe enz. Allen zijn kritisch over het huidige beleid in België bij de aanpak van huiselijk geweld. Of zoals de Procureur des konings zo treffend zegt: We dweilen altijd met de kraan open en krijgen almaar betere dweilen en meer emmers. Er moet ook eens iemand aan dat kraantje draaien!

De verhalen over de hulp zijn soms gewoonweg schokkend zoals over een kind dat weer naar huis gestuurd wordt nadat de moeder bekend heeft dat zij inderdaad degene is die de brandwonden met een gloeiend hete vork heeft veroorzaakt omdat het meisje in bed plaste. Of over de vrouw die toegetakeld was door haar vriend en nadat de wonden gehecht waren terug op straat gezet werd met een smerige bebloede broek en T- shirt en op blote voeten. Onvoorstelbaar dat zoiets in Nederland zou gebeuren en trouwens ook dat het in België gebeurt.

maandag 12 mei 2014

Hoe staat het met de privacy van cliënten na de transitie van de jeugdhulp naar de gemeenten?



Op 10 april j.l. ging ik in gesprek met cliënten over de privacy van de jeugdhulp na de transitie. Cliënten in de jeugdzorg maken zich zorgen over hun privacy maken na overdracht van de gegevens van Provincie naar gemeenten.

Koppelen van gegevensbestanden
Gemeenten krijgen na de transitie de beschikking over veel meer gegevens en de mogelijkheid verschillende gegevensbestanden te koppelen en te zien van hoeveel voorzieningen een huishouden gebruik maakt.
Het gaat daarbij om de volgende soorten voorzieningen *:
- vervoer
- inkomen
- jeugdhulp ambulant
- begeleiding
- jeugd geestelijke gezondheidszorg
- jeugdbescherming en jeugdreclassering
- toeleiding
- ondersteuning licht verstandelijke beperking
- dagbesteding
- hulp bij huishouden
- verslavingszorg
- persoonlijke verzorging
Cliënten maken zich zorgen dat door de koppeling van gegevensbestanden zij als ‘probleemgeval’ worden gezien. Uit onderzoek in Zaandam bleek bijvoorbeeld een grote samenloop tussen de voorzieningen uitkering, bijzondere bijstand, voogdij en jeugdzorg. Handig voor de gemeente misschien om te weten, past helemaal in één gezin, één plan, maar dat is nou precies iets dat cliënten niet willen dat gemeenten zonder hun toestemming doen.

De toegang van gemeenteambtenaren tot de gegevens
Daarnaast maken cliënten maken zich zorgen over hoe de toegang tot deze enorme hoeveelheid privacygevoelige informatie geregeld is. De gemeente is dichterbij dan de Provincie en cliënten vinden het niet prettig als gemeenteambtenaren (= vaak buren, familie, vrienden, kennissen ) met één druk op de knop toegang krijgen tot al hun persoonlijke gegevens en hun ‘hele hebben en houwen’ op straat komt te liggen. Want wat is leuker dan even te kijken wat er in het dossier van de buurvrouw staat?

Wat wensen cliënten met betrekking tot de privacy?
Ouders en jongeren willen weten wanneer en welke gegevens worden overgedragen naar de gemeenten. Tot op heden heeft het aan informatievoorziening voor cliënten ontbroken. Cliënten hebben geen flauw idee wat hen te wachten staat na de transitie. Ook willen cliënten weten welke waarborgen voor bescherming van de privacy zij mogen verwachten. En tenslotte willen cliënten regie over het eigen dossier en zelf bepalen welke gegevens uitgewisseld mogen worden tussen professionals. Het is cliënten al jaren een doorn in het oog dat sommige gegevens hen blijven achtervolgen (bijv. een moeilijke echtscheiding van 10 jaar geleden, tepel-speenverwarring als baby in het dossier van een jongen van 16 jaar). En cliënten begrijpen dat bij veiligheidsrisico’s uitzonderingen mogelijk moeten zijn.

Wat zegt de overheid?
Staatsecretaris Teeven heeft aan de kamer toezeggingen gedaan betreffende privacybescherming door gemeenten. Vanuit de praktijk van de gemeenten zullen 5-8 modellen of scenario’s worden beschreven, die een doorsnede geven van hoe gemeenten met privacybescherming in de jeugdzorg om kunnen gaan. Het ministerie zal deze modellen aan een PIA (Privacy Impact Assessment) onderwerpen. Het is vervolgens aan de gemeenten om op basis van de modellen/ scenario’s een eigen privacy-beleid te ontwikkelen.

Deze toezegging heeft cliënten onvoldoende gerustgesteld.

Wie heeft informatie die cliënten wel kan geruststellen?


*Bron: Factlab het verhaal Gemeente Zaanstad

vrijdag 2 mei 2014

Elk kind is anders, een visie op pedagogische hulp



Interessante publicatie over pedagogische hulp bij problemen en stoornissen van jeugdigen waarbij hulp op maat centraal staat

Vorige week kreeg ik het boek, elk kind is anders, een visie op pedagogische hulp geschreven door Jacqueline Crucq-Lokhorst en Heleen Holm-Deuzeman van Biblion toegestuurd om te recenseren.
Het is een heldere en toegankelijke publicatie, geschreven op basis van 20 jaar ervaring in de eerste lijnspraktijk voor pedagogische en psychologische hulp aan jeugdigen.
De auteurs gaan uit van de visie dat je pas van een stoornis kunt spreken als de problemen niet op te lossen zijn door het optimaliseren van de omstandigheden. Hun ervaring is dat de kwaliteit van de relatie cruciaal is voor het slagen van de hulpverlening. Acceptatie, aandacht, empathie en veiligheid zijn van belang voor een sfeer van veiligheid en vertrouwen. Uitgangspunt is de hulpvraag van het kind en de ouders en het actief betrekken van kind en ouders bij het hulpverleningsproces. Ze zijn terughoudend met het stellen van diagnoses en inzet van protocollen vanuit het gezichtspunt dat ieder kind uniek is en hulp op maat nodig heeft.
Ze geven een helder beeld hoe dat er in de praktijk uitziet door hun aanpak bij gedragsproblemen, sociaal -emotionele problemen, angstproblemenen, psycho-somatische problemen en stoornissen te beschrijven geïllustreerd met casuïstiek.

De aanpak van de auteurs past in de visie van demedicaliseren, cliënt centraal en gebruik van de eigen kracht van cliënten is daarmee interessant voor medewerkers van jeugd- en gezinsteams die in het kader van de decentralisatie van de jeugdhulp worden opgezet.

dinsdag 8 april 2014

Uithuisplaatsing in het kader van de veiligheid. Voor wie? voor het kind of voor de hulpverlener?


Veiligheid is een leidend principe in de jeugdzorg. Kinderen waarbij de veiligheid in het geding is kunnen worden uit huis geplaatst. Maar de vraag is veilig voor wie? Voor het kind of voor de hulpverlener, want sinds de dood van meisje Savannah dat onder toezicht van jeugdzorg stond is de situatie veranderd. De gezinsvoogd is voor de rechter gedaagd en bij medewerkers van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming heerst de angst de volgende te zijn.

In welke situaties wordt een kind uit huis geplaatst?
Volgens Bureau jeugdzorg is dat bijvoorbeeld als:
- Het kind wordt thuis verwaarloosd
- Het kind wordt thuis mishandeld
- De vader of moeder is ziek en kan daardoor niet voor het kind zorgen
- Er is constant ruzie tussen ouder(s) en kind of ouders onderling
- Het kind is lastig en de ouders kunnen niet dit niet aan
en er niet snel verbetering in de situatie komt.

Risico-inventarisatie
Uithuisplaatsing van kinderen is een ingrijpende beslissing, die hulpverleners niet makkelijk nemen. Maar ook een lastige afweging want alle risico-inventarisatie-instrumenten ten spijt, het is geen objectieve wetenschap. In sommige gevallen zal het duidelijk zijn wat te doen en soms zijn er twijfels of het risico zo groot is dat uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. Maar als het mis gaat wordt wel met de beschuldigende vinger naar jeugdzorg gewezen.

Casus
Twee kinderen worden met spoed uit huis geplaatst omdat de moeder dreigt met zelfmoord. Volgens de behandelaar van de GGZ is dat risico niet zo groot, maar jeugdzorg kiest er toch voor om de kinderen uit huis te plaatsen in het kader van de veiligheid. Of deze kinderen daadwerkelijk veiliger zijn als ze niet bij de moeder wonen is nog maar de vraag. De kinderen worden met hulp van de politie bij de moeder weggehaald - wat een enorm bedreigende situatie is - en komen vervolgens in een crisispleeggezin, waar ze ook niet kunnen blijven. Daarna gaan ze naar een ander pleeggezin en dan is het maar te hopen dat ze daar langer kunnen blijven en gewerkt kan worden aan verbetering van de situatie thuis.

Veiligheid
Hoe veilig is het voor kinderen om uit huis geplaatst te worden? Gaat het nou om de veiligheid van kinderen of om de veiligheid van hulpverleners om gevrijwaard te zijn van juridische procedures? Als we spreken over uithuisplaatsing in het kader van de veiligheid moeten we ons ook realiseren hoe onveilig uithuisplaatsing voor kinderen is. En dan heb ik het nog niet eens op het extra risico dat kinderen lopen op seksueel misbruik zoals het Samson rapport aantoonde. Waarom wordt er niet standaard gewerkt met Signs of Safety en eerst geprobeerd een veiligheidsplan met het gezin en het netwerk te maken? Waarom is dat geen eis voordat er toestemming wordt gegeven voor een gedwongen uithuisplaatsing? Dan kun je daadwerkelijk aantonen dat er sprake is van een weloverwogen beslissing in plaats van een paniekreactie op basis van onvolledige informatie.


dinsdag 25 maart 2014

Waarom cliënten betrekken bij de transformatie van de jeugdzorg en wat zijn succesfactoren?


Met de transitie en transformatie van de jeugdzorg willen we een verbetering van de zorg voor jeugd doorvoeren. Betere zorg, dichter bij huis, voor minder kosten met gebruik van de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen. De cliënt centraal is het adagium. Toch wordt er vaak niet aan gedacht om cliënten te betrekken bij de vormgeving van het nieuwe stelsel. Waarom is dat eigenlijk belangrijk en hoe kunnen gemeenten dat het beste aanpakken?

Duurzame veranderingen komen alleen tot stand samen met de mensen om wie het gaat

Vanuit het LOC Zeggenschap in Zorg ga ik regelmatig op pad met cliënten om bestuurders en ambtenaren te informeren over het belang van cliëntenparticipatie en de visie van cliënten op goede zorg. En dan merk ik dat mensen aan het denken worden gezet.
Zo komt het echt heel dichtbij,’ zei een wethouder op bijeenkomst na het verhaal van een cliënt. ‘Ik ga cliënten in mijn gemeente ook eens om advies vragen.’
Want wie kun je beter betrekken bij de transformatie van de zorg dan ouders en jongeren zelf? Zij weten wat het is om in de jeugdzorg om gebruik te maken van de jeugdzorg en wat werkt en wat niet. Als we hulp op maat willen bieden zullen we toch moeten weten wat cliënten belangrijk vinden in de zorg?

Succesfactoren
Het betrekken van cliënten bij beleid wordt door gemeenten soms lastig en ingewikkeld gevonden. Het is misschien ook niet altijd eenvoudig, maar kan wel veel opleveren als je het perspectief van de cliënten meeneemt in de transformatie van de zorg.
Uit ervaringen bij verschillende gemeenten blijkt dat het een succesfactor is om doelgroepen apart te benaderen. Dus zeker niet de cliënten van de WMO en de jeugdhulp samen, want dat gaat over echt iets anders. En ook de verschillende cliëntgroepen apart benaderen. Cliënten uit de jeugdzorg, GGZ , LVB, ouders, pleegouders en jongeren hebben allemaal hun eigen verhaal. Om cliënten succesvol te laten participeren is het nodig dat verhaal te horen, echt te luisteren en het persoonlijke gesprek voeren in een informele/ kleinschalige setting. Van belang is om het gesprek goed voor te bereiden en beleid concreet te vertalen naar ervaringen op cliëntniveau en de ervaringen die je daar hoort ook weer te vertalen naar beleid. Je zult zien dat zo’n avond veel meer impact heeft dan het lezen van dikke onderzoeksrapporten.

‘Ik heb zeven gezinsvoogden gehad, daarvan heb ik er vijf nooit gezien, maar ze beslissen wel over mijn leven’
Dit zei een jongere op een bijeenkomst van de gemeente over de transformatie. Zo’n opmerking vergeet je niet. Alleen door goed naar cliënten te luisteren en het cliëntenperspectief serieus mee te nemen in de beleidsontwikkeling kunnen we daadwerkelijk de zorg vernieuwen en transformeren. Effectieve zorg is immers zorg die aansluit op de behoeften en wensen van cliënten.

Voor wie is het nu nog de vraag of we ouders en jongeren moeten betrekken bij de transformatie?

maandag 10 maart 2014

Geef hulpverleners de ruimte om buiten de lijntjes te kleuren



‘De organisatie moet hulpverleners de ruimte geven om buiten de lijntjes te kleuren.’ Dit zei een cliënt met wie ik vorige week sprak over de risicoregelreflex in de jeugdzorg, op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In november 2013 verscheen de publicatie ‘Risico-regelreflex in de jeugdzorg?’ Voor deze analyse zijn gesprekken gevoerd met deskundigen uit de jeugdzorg. Het ministerie vroeg zich af of cliënten de overreactie in de jeugdzorg ook herkennen en of ze ideeën hebben hoe kan dat kan worden tegengegaan. Daarom ging ik in gesprek met cliënten.

Regels en administratie
Cliënten herkennen de overreactie zeker. Omdat de hulpverlening veel tijd kwijt is aan administratie, blijft er te weinig tijd over voor ouders en voor de jongere. En ze vinden dat ook niet nuttig, want van alle papierwerk dat ze binnenkrijgen weten de cliënten het meeste al en een groot deel is achterhaald. ‘Het is echt vervelend om 7 jaar lang iedere keer weer dat scheidingsverhaal te moeten lezen terwijl dat alweer 10 jaar geleden is’, aldus een cliënt.
Je bent erg afhankelijk van de hulpverlener die je krijgt en de manier waarop de hulpverlener zijn werk invult, vertellen de cliënten. Het liefst willen cliënten af van al die regels. De regels zijn bedacht voor de veiligheid, maar zorgen er uiteindelijk voor dat er minder aandacht is voor de cliënt. En dat het daardoor minder veilig is.

Positieve uitzonderingen
Er zijn ook positieve uitzonderingen. Een cliënt gaf het voorbeeld van een hulpverleenster die niet negen maanden wachtte totdat haar zoon aan de beurt was voor een persoonlijkheidsonderzoek, maar op zoek ging naar een extern bureau die dat ook kon doen. Hierdoor kreeg haar zoon sneller de juiste behandeling. Een andere cliënt vertelde dat haar gezinsvoogd wél de hele middag met haar en haar zoons uittrok om te bespreken hoe het ging. Het kan dus wel.

Professionele ruimte
Het is belangrijk om hulpverleners de ruimte te geven het werk in te vullen op hun eigen manier, zodat ze samen met cliënten op zoek kunnen gaan naar de beste oplossing voor dit kind en dit gezin. ‘Hulpverleners moeten niet te veel in het gareel lopen’, zei een cliënt. De overheid is al lang bezig met het verminderen van de regeldruk in de jeugdzorg. Maar de cliënten hebben er nog niets van gemerkt. Kent u goede voorbeelden van organisaties die medewerkers de ruimte geven om samen met cliënten te zoeken naar oplossingen? Of die de benodigde administratie tot een minimum hebben beperkt?

dinsdag 18 februari 2014

Cliënten serieus nemen, gedeelde besluitvorming in de jeugdzorg


Momenteel worden richtlijnen voor de jeugdzorg ontwikkeld. De eerste gepubliceerde en geautoriseerde richtlijn, die over ernstige gedragsproblemen is te vinden op de website van het programma www.richtlijnenjeugdzorg.nl. Andere richtlijnen zoals voor uithuisplaatsing, stemmingsproblemen, problematische gehechtheid, KOPP, crisisplaatsing en ADHD zijn in concept en nog 7 andere richtlijnen zijn in ontwikkeling. Daar wordt de komende twee jaar aan gewerkt.
Maar zitten we eigenlijk wel te wachten op richtlijnen voor de jeugdzorg? Clienten zijn niet standaard en hebben behoefte aan hulp op maat, afgestemd op hun specifieke situatie. Clienten willen betrokken worden bij besluitvorming over de hulp. Hoe beter aangesloten wordt op de wensen van clienten, hoe meer ze zich zullen inzetten en hoe effectiever de hulp. Dus was goed om te horen dat in iedere richtlijn telkens een paragraaf zal staan over gedeelde besluitvorming, als manier waarop je met je cliënten met richtlijnen (en de kennis die er in vervat is) omspringt. In de richtlijn ernstige gedragsproblemen kun je lezen wat die gedeelde besluitvorming is. Uitgebreid en duidelijk wordt beschreven hoe dat eruit ziet en ook in het gedwongen kader is de professional niet ontslagen van het uitnodigen van ouders en jeugdigen tot samenwerking en gedurende het hele proces betrekken bij de besluitvorming.
In de cliëntversie wordt de richtlijn nog aangevuld met de 3 vragen die clienten altijd aan de hulpverlener moeten stellen om de keuzes en de bijbehorende voor en nadelen goed scherp te krijgen (zie plaatje boven deze blog). Gewerkt wordt nog aan een pakkende Nederlandse vertaling.
Als gedeelde besluitvorming serieus wordt genomen door hulpverleners en clienten hun keuzes goed afwegen met behulp van deze drie vragen kunnen deze richtlijnen een positieve bijdrage leveren aan effectieve vraaggerichte hulp.

dinsdag 4 februari 2014

Kinderen, mij een zorg. De kansen in de transitie en transformatie van de jeugdzorg.


Via een collega kreeg ik het boekje Kinderen, mij een zorg. Betekenis en grenzen van de pedagogische civil society van Anke van Dijke en Linda Terpstra. Aanleiding voor deze publicatie is de transitie en transformatie van de jeugdzorg. De pedagogische civil society is een belangrijk concept in de transitie. De civil society gaat er vanuit dat problemen het best kunnen worden opgelost in de directe omgeving van het gezin, het netwerk, in de buurt. Maar waar liggen de grenzen van de civil society?

Kwetsbare en beschadigde kinderen
In deze publicatie wordt de transitie van de jeugdzorg bekeken vanuit het gezichtspunt van de meest kwetsbare en beschadigde kinderen in Nederland. Kinderen die gezond ter wereld kwamen maar desondanks in de problemen zijn gekomen omdat ze in een gezin terecht kwamen dat beschadigend was. Ouders die kinderen niet konden bieden wat ze nodig hadden en professionals die hier vaak ook niet toe in staat waren.

Kindermishandeling
Ingegaan wordt op kindermishandeling als een maatschappelijk probleem dat onvoldoende onderkend wordt. Kindermishandeling als the hidden epidemic omdat het zo vaak voorkomt, zo weinig wordt opgemerkt en zulke grote gevolgen heeft als kinderen eenmaal volwassen zijn. Er is weinig aandacht voor schokkende en potentieel traumatische gebeurtenissen in de (jeugd) zorg, trauma's worden vaak niet herkend. Beschreven wordt hoe het komt dat we kindermishandeling zo massaal missen.

Matched care
De civil society kan zeker een rol spelen in de opvoeding maar uitdaging voor gemeenten is een verbinding met de gespecialiseerde zorg te leggen. Gepleit wordt voor matched care: een goede match tussen de ernst en zwaarte van de problematiek en de specifieke competenties van de professional i.t.t. stepped care steeds zwaardere zorg bij onvoldoende resultaat. Met preventie is niet alles op te lossen en te lang aanmodderen met te lichte zorg kan desastreuze gevolgen hebben.

Development trauma disorder
Veel kinderen in jeugdzorgplusvoorzieningen, de klinieken voor kinder- en jeugdpsychiatrie, de verslavingsklinieken en de justitiele jeugdinrichtingen hebben een achtergrond van traumatische ervaringen: mishandeling, misbruik, verwaarlozing en huiselijk geweld. Zij kampen met een development trauma disorder. Het zijn jongeren waar niemand iets mee kan. De auteurs pleiten voor een zorgprogramma waar de kennis en kunde van de gespecialiseerde jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie volledig geintegreerd is.

Een interessante publicatie die ingaat op het concept van de civil society, maar ook de grenzen daarvan onder het voetlicht brengt en eindelijk nu eens aandacht besteedt aan het feit dat veel kinderen met zware trauma's in de jeugdzorg zitten en onvoldoende behandeld worden en dat met de decentralisatie van de jeugdzorg en de jeugdGGZ de mogelijkheid bestaat de kennis en kunde met elkaar te verbinden en de gespecialiseerde zorg te verbeteren. Niet alleen transitie van de zorg voor jeugd, maar een daadwerkelijke transformatie, verbetering van de zorg voor jeugd, daar gaat het om.

maandag 20 januari 2014

Risicoregelreflex en de transitie van de jeugdzorg


Incidenten in de jeugdzorg leiden regelmatig tot veel ophef in de media. Voorbeelden hiervan zijn de dood van het meisje Savanna en de vermoordde broertjes Ruben en Julian. De roep om extra maatregelen en bescherming van kinderen is extra groot na dit soort incidenten. Evenals het risico te haastig te reageren met te verstrekkende maatregelen.

Met de risicoregelreflex wordt bedoeld de bestuurlijke valkuil van overreactie op risico's en incidenten in de jeugdzorg. Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken loopt het programma Risico's en verantwoordelijkheden. In dit kader is een analyse* gemaakt over de omgang met dergelijke incidenten. Geinterviewde managers en bestuurders zijn van mening dat de nieuwe maatregelen waarvan de effectiviteit niet bewezen is, ten koste gaan van de uitvoeringscapaciteit, zodat uiteindelijk minder kinderen beschermd worden. Niet best dus. Het gaat om zowel maatregelen opgelegd door de overheid als door de sector zelf. Dit wordt nog versterkt door de angst van medewerkers te worden vervolgd nadat de gezinsvoogd van Savanna voor de rechter is gedaagd. Medewerkers in de jeugdzorg besteden nu meer tijd aan zich verantwoorden dan voorheen, wat ten koste gaat van de tijd die ze met een gezin kunnen doorbrengen.

Met de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten bestaat de kans van meer risicoregelreflex. Immers de incidenten vinden dichter bij huis plaats en bestuurders zullen worden aangesproken op het nemen van maatregelen, maar er is ook kans om hier verstandiger mee om te gaan. Daarbij moet je denken aan het organiseren van 'professionele ruimte' voor medewerkers om hun werk zo goed mogelijk te doen en die acties te ondernemen die zij op basis van hun kennis en vaardigheden (vakmanschap) nodig achten. Daarnaast is het ook van belang dat gemeentenraden kennis opdoen van de jeugdzorg, weten wat er in omgaat om ook de redelijkheid van maatregelen te kunnen inschatten. De transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten biedt ook de mogelijkheid om met clienten in gesprek te gaan en te horen wat zij merken van al die maatregelen en hoe zij denken dat het beter kan. Van belang is bewust te zijn van de risicoregelreflex, met slachtoffers en betrokkenen te kunnen meeleven zonder disproportionele maatregelen te nemen.

Risicoregelreflex, niet alleen een prachtig woord voor Wordfeud of Scrabble, maar ook een aandachtspunt voor gemeenten bij transitie van de jeugdzorg

*http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/11/12/risico-regelreflex-in-de-jeugdzorg.html

dinsdag 7 januari 2014

De ideale hulpverlener in de jeugdzorg



Het jaar is weer begonnen en iedereen is deze week weer aan de slag gegaan, ook de medewerkers in de jeugdzorg. Waar veel dienstverleners zoals bijvoorbeeld kappers of fysiotherapeuten regelmatig te maken hebben met dankbare klanten die ook nog eens reclame maken, is dat voor medewerkers in de je jeugdzorg niet het geval. Dat het door jeugdzorg beter gaat in de omgang met de kinderen gaat niemand aan en helemaal als jeugdzorg in een gedwongen kader geboden wordt, is de motivatie waarmee aan de hulp meegewerkt wordt vaak gering en de aanpak niet iets waarover je op feestjes met enthousiasme vertelt.

Al met al geen geringe opdracht waar de jeugdzorgmedewerkers voor staan om hulp te bieden in een gezin dat zich schaamt een beroep te moeten doen op hulp of er helemaal geen zin in heeft. Dat terwijl van jeugdzorgwerkers verwacht wordt dat ze hulp bieden die aan sluit bij de vraag van de cliënt en ook nog eens effectief is. Gelukkig zijn dat twee kanten van dezelfde medaille. De effectiviteit van de hulp is voor het grootste deel afhankelijk van de kwaliteit van de relatie tussen hulpverlener en cliënt.
Belangrijk is dus om te weten waar volgens cliënten een ideale hulpverlener aan moet voldoen. Het jeugdwelzijnsberaad heeft met jongeren op een rijtje gezet wat zij belangrijke aspecten vinden van een ideale hulpverlener.

Respectvol
Betrokken
Eerlijk
Voorbereid op het werk
Levenservaring
25 - 45 jaar
Op tijd
Serieus
Aardig
Positief
Motiverend
Enthousiast
Goed kunnen luisteren
Kijkt om dossier heen
Ziet en benoemt kwaliteiten
Complimenteus
Laat me in mijn waarde
Ziet iedereen als individu
Maakt ruimte voor uitzonderingen
Geen negen-tot- vijf mentaliteit
Heeft voorbeeldfunctie
Doet wat ie zegt
Durft in te grijpen bij agressie
Goed geschoold
Ervaringsdeskundige
Neemt initiatief
Mentaal sterk
Kindvriendelijk
Checkt of je goed geplaatst bent
Staat stevig in de schoenen
Rustig

Een hele waslijst, maar zeker realistische wensen die iedere hulpverlener in 2014 zouden moeten inspireren om zich te ontwikkelen richting de ideale hulpverlener, die ook nog eens effectieve hulp biedt.


Poster mijn ideale hulpverlener
http://www.jeugdwelzijnsberaad.nl/jongeren-maken-poster-ideale-hulpverlener/
Cartoon empathie
https://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/14_west-vlaanderen/databank_participatie/verlies_de_draad_niet/archief.html