maandag 21 mei 2012

Niet aanrommelen, maar Rommen in de opvang


Op 15 mei was ik in Nijmegen op de conferentie over de ROM - oftewel de Routine Outcome Measurement Invitational Conference - georganiseerd door de Academische Werkplaats Opvang x Oggz. Ruim 40 medewerkers van de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang waren aanwezig. De bijeenkomst werd voorgezeten door Judith Wolf, hoogleraar maatschappelijke zorg van de Universiteit Nijmegen.

Rommen is in. De verwachting is dat financiers straks ook van instellingen gaan eisen dat ze een vorm van ROM invoeren. En dat is nou precies de valkuil.

Met ROM wordt zowel routine outcome measurement als routine outcome monitoring bedoeld. Het hangt ervan af hoe je het gebruikt; om resultaat te meten of om te monitoren. De eerste spreker, Bea Tiemens, directeur van Centrum voor Zorgmonitoring, ging hier op in. Je kunt ROM gebruiken als resultaatmeting door aan het begin en aan het einde van de behandeling te meten. Je kunt leren van resultaten en kunt het inzetten voor interne en externe benchmarking (vergelijking). Maar je kunt ROM ook inzetten om de behandeling te monitoren. Door tussentijdse metingen kun je de behandeling volgen en dit terug koppelen aan de cliënt en de behandelaar. Uit onderzoek blijkt dat de behandelaar vaak niet goed zicht heeft hoe het met de cliënt gaat en dat de resultaten van de ROM gebruikt kunnen worden om de behandeling bij te sturen en daarmee het resultaat te verhogen (zie ook mijn blog van 27 februari 2012 over Het effect van het meten van effectiviteit in de zorg). De ROM heeft een positief effect op de behandeling als de resultaten worden besproken met de cliënt en de feedback gebruikt wordt voor verbetering van de hulp. Bea’s pleidooi was om de ROM zowel te gebruiken om van te leren, als om je te verantwoorden en te gebruiken voor onderzoek.
Volgende spreker was Marc Noom , hoofd van de Viersprong. Ook hij pleitte er voor de ROM te ontwikkelen die allereerst de behandelaar ondersteunt in het primaire proces, die vervolgens de manager inzicht geeft in behandelresultaten en daarna de onderzoeker inzicht geeft in effecten van interventies. Marc ging dieper in op het soort lijsten dat je kunt gebruiken voor de ROM. Dit is weer afhankelijk van je doel met de ROM. Zo heb je generieke lijsten waarmee je je cliëntenpopulatie in beeld kunt brengen en specifieke vragenlijsten die meer geschikt zijn voor diagnostiek of om behandeleffect te meten. Marc is voorstander van een combinatie van zelfbeoordelinginstrumenten die de cliënt invult en klinische beoordelingsschalen die door de behandelaar worden ingevuld . Zo kun je bijvoorbeeld de cliënt een vragenlijstje laten invullen in de wachtkamer, waarvan je de resultaten meteen kunt bespreken met de cliënt en gebruiken in de behandeling. ROM staat zo niet naast, maar wordt onderdeel van de behandeling. Daarnaast kan ROM gebruikt worden om de voortgang van de cliënt te vergelijken met die van andere cliënten en is het een communicatiemiddel tussen behandelaar, manager en onderzoeker. Maar hij waarschuwde ook dat het veel tijd en energie kost en adviseerde vooral klein te beginnen. Het kan veel weerstand oproepen als het niet ervaren wordt als een hulpmiddel maar als afrekeninstrument.
Daarna kwam Gerdien de Weert, senioronderzoeker bij Iriszorg, aan het woord. Zij vertelde over ervaringen met de ROM in de verslavingszorg. De ROM is gebruikt voor vergelijking van resultaten tussen Intramurale Motivatiecentra (IMC) en de gegevens zijn gebruikt voor verbetering van de hulp. Ook zij was positief over gebruik van de ROM in de behandeling en als ingang voor het gesprek tussen behandelaar en cliënt. Daarnaast vertelde zij over het gebruik van de ROM om te leren van de (geaggregeerde uitkomsten), om te verantwoorden en voor wetenschappelijk onderzoek. Zij legde de link met de prestatie-indicatoren ernst van de problematiek, dagelijks functioneren en ervaren kwaliteit van leven en pleitte voor gebruik van goede instrumenten die de belasting voor de cliënten beperken. Rommen vraagt een omslag in denken. Een belemmerende factor vond zij de verplichting die er aan zit te komen om te Rommen. Zij pleitte voor een goed invoeringsplan en adviseerde proactief te zijn richting financiers en toch vooral in te zetten op monitoring als hulpverleningsinstrument.
Als laatste kwam Kees van Anken van Zienn aan het woord. Hij gaf aan dat de opvang wil weten of ons werk wat uithaalt en de cliënt er beter van wordt. Op basis van intuïtie en vakmanschap weten we al veel en dat kan worden aangevuld met objectieve metingen. Ook hij benadrukte dat het belangrijk is om niet te meten om te meten maar om het inbouwen van ROM in bestaande processen en het koppelen aan methodieken.

Wat dat betreft waren de sprekers het erg met elkaar eens. Rommen is onontkoombaar, maar zet het in eerste instantie in om de behandeling te verbeteren en begin klein. Beter nog: ga stiekem Rommen en hou de financiers even op afstand tot je het goed in de vingers hebt.

dinsdag 8 mei 2012

Oud leed


Veel mensen kunnen het zich niet voorstellen, maar ongeveer één op de twintig ouderen (5,6%) heeft te maken met een vorm van ouderenmishandeling in de thuissituatie. En van de dodelijke slachtoffers van huiselijk geweld is één op de zeven een oudere. Bij mishandeling van ouderen betreft het meestal lichamelijke mishandeling, psychisch geweld en financiële uitbuiting. Verwaarlozing en schending van elementaire rechten en seksueel misbruik komen in mindere mate voor. Ze worden onder druk gezet om hun testament te wijzigen, hun bankrekening wordt geplunderd, ze worden geknepen en geslagen, mogen niet naar buiten, krijgen te weinig eten en drinken enz. Soms gaat het om uit de hand gelopen vormen van zorg en is er sprake van machteloosheid, maar het kan ook gaan om puur moedwillige uitbuiting. Ouderen zelf doen hun mond niet open.
In mijn blog van 10 mei 2010 besprak ik al het boek van Gerda Krediet over ouderenmishandeling. Een paar weken terug kreeg ik de publicatie Oud leed, basisboek over ouderenmishandeling van Theo Royers & Maria van Bavel toegstuurd van Biblion om te recenseren. Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel geeft inhoudelijke informatie over ouderenmishandeling: verschijningsvormen, achtergronden van ouderenmishandeling en verklaringsmodellen. In deel twee wordt ingegaan op de aanpak van ouderenmishandeling: organisaties, infrastructuur , interventies en hulpmiddelen, vaardigheden en competenties. Het laatste deel gaat in op wetten en regels en geeft voorbeelden van protocollen, convenanten, een folder en signalenkaart. Al met al worden de belangrijkste onderwerpen aangestipt, alleen de samenhang tussen de verschillende onderwerpen is beperkt waardoor het boek iets van een opsomming krijgt. Het boek is bedoeld voor HBO-studenten van sociale opleidingen en hopelijk draagt het eraan bij dat er meer aandacht komt voor deze problematiek. Want net als bij alle huiselijk geweld begint het met signaleren dat het gebeurt en iets willen doen aan de situatie.