maandag 29 november 2010

1 Happy Family?


Afgelopen donderdag was ik op de conferentie over huiselijk geweld in Den Haag 1 Happy Family? Het was absoluut de moeite waard. Bijna iedereen in de regio die betrokken is bij huiselijk geweld was op de conferentie aanwezig, zowel uit de strafrechtketen (politie, reclassering, OM) als uit de hulpverleningsketen. Maar daarnaast was het ook een interessant programma.
Het begon meteen al goed met de opening door wethouder Rabin Baldewsingh. De wethouder vertelde hoe belangrijk hij de aanpak van huiselijk geweld vindt en dat hij dat van harte gaat ondersteunen. Dat hoor je natuurlijk wel vaker en het is natuurlijk maar de vraag wat daarvan in de praktijk terecht komt. Maar deze wethouder wist zijn betrokkenheid heel duidelijk te maken door te vertellen over zijn persoonlijke ervaring met huiselijk geweld. Nooit eerder heb ik dat iemand in een overheidsfunctie publiekelijk zien doen. Ik vond dat van een enorme hoeveelheid lef getuigen en daarmee was meteen duidelijk dat dit onderwerp bij hem in goede handen is.
Daarna werd door trainersgroep Wilde Kastanje een situatie uitgebeeld van een gezin waar huiselijk geweld speelt, en waar hulpverlening wordt ingezet. De situatie werd door de aanwezigen als 'levensecht' beoordeeld. Duidelijk werd hoe ingewikkeld het is om goede hulpverlening te bieden aan gezinnen waar geweld speelt en het publiek werd uitgenodigd mee te denken over de beste aanpak. Een hulpverleenster van de Waag was zelfs bereid haar manier van werken met plegers van huiselijk geweld en hun partners ter plekke te laten zien en wist daarmee veel bewondering te oogsten.
vervolgens kwam Jill Maddison Huiselijk Geweld adviseur uit Londen aan het woord, initiatiefnemer van het Europese Family Justice Centre.In dit centrum zijn alle betrokkenen bij huiselijk geweld samengebracht op één plek: politie, advocaten, therapeuten, huisvesting enz. En de samenwerking was bij de start lastig, maar werpt nu zijn vruchten af. Dit heeft in Nederland navolging gevonden in Haarlem/Amsterdam en een tweede centrum start binnenkort in Friesland.
's Middags heb ik de workshop systeemgericht werken in de keten van zorg en strafrecht: botsende systemen gevolgd. De keten van zorg en van strafrecht zijn systemen die hun eigen terminologie en visie hebben en daardoor niet op elkaar aansluiten. Belangrijk bij de aanpak van huiselijk geweld is dat iemand de regiefunctie krijgt die de verschillen kan overstijgen en boven de instellingen staat.
De dag had een happy end met de standup Musician Bart Kiers die op onnavolgbare wijze de gebeurtenissen en teksten van de dag aan elkaar zong.
Daarna werd - voor wie nog energie over had- de aangrijpende film 'zingen in het donker' in het filmhuis vertoond, het laatste onderdeel van het programma.
Al met al een interessante en afwisselende dag wat weer energie opleverde om met dit onderwerp voortvarend verder te gaan. Er is nog genoeg te doen, maar er zijn ook veel positieve ontwikkelingen om op voort te bouwen.

maandag 22 november 2010

Vernieuwingen implementeren, wat werkt?


Uit onderzoek blijkt dat zeventig procent van de veranderingsprocessen in Nederlandse organisaties voortijdig vast lopen of niet leiden tot het gewenste resultaat. Het Nederlands jeugdinstituut organiseert in 2011 een congres met als titel: Wijzer implementeren. Vragen zijn: wat zijn kenmerken van succesvolle implementatie? Hoe het implementatieproces inrichten en uitvoeren? Hoe de resultaten monitoren en borgen?
In Nederland wordt jaarlijks handenvol geld uitgegeven aan wetenschappelijk onderzoek, maar de praktijk heeft er weinig profijt van. Wat meespeelt is dat onderzoekers bij voorkeur publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en dat deze (vaak Engelse) tijdschriften niet gelezen worden door werkers uit de praktijk, ook niet door gedragswetenschapppers. Maar misschien meer nog dat de implementatie van onderzoek in handen is van de onderzoekers en de kloof met de praktische gang van zaken groot is. Bovendien is de visie dat implementatie top down moet plaatsvinden terwijl het in feite precies andersom is. De ideeën voor een succesvolle implementatie moeten niet komen van managers maar uit de ervaringen met cliënten in de praktijk. Wat met name van belang is dat gestart wordt met een uitgebreide inventarisatie van de stand van zaken, het huidige beleid en vooral de huidige praktijk. Afspraken zijn mooi, maar als niemand er zich aan houdt heb je er niks aan. Dus starten bij het in kaart brengen van de huidige uitvoeringspraktijk. Waar lopen de werkers tegenaan, wat zijn struikelblokken, wat wensen? En dan maakt het niet uit of je een nieuwe aanpak huiselijk geweld gaat implementeren, het veiligheidbeleid voor de kinderen of een nieuwe evidence-based methodiek. Na de uitvoerders zijn de managers en beleidsmakers pas aan de beurt. Met wat je gezien hebt in de praktijk kun je beleidsplannen en mooie besluiten doorlichten, maar kom je geheid ook problemen op het spoor waardoor het in de praktijk misloopt. Nadat de actuele situatie in kaart is gebracht, kan het projectplan worden geconcretiseerd: wat gaan we precies aanpakken, hoe en met welk concreet resultaat. Daarna is het tijd voor het echte werk: het ontwikkelen van protocollen, het aanpassen van werkafspraken, het organiseren van trainingen en werkconferenties, het afschaffen van zinloze overleggen en vervangen door nuttige bijeenkomsten over concrete zaken. Alles wordt in het werk gezet om het gestelde resultaat te bereiken, dus het stoppen van het geweld in gezinnen, het verbeteren van de veiligheid van kinderen of het terugdringen van gedragsproblemen. Naast de inhoud gaat het daarbij ook om commitment van uitvoerders. Een implementatie wordt pas succesvol als degenen die het werk moeten uitvoeren, de protocollen bewaken, de afspraken nakomen: het nut, de meerwaarde daarvan inzien (visie) en de voorwaarden aanwezig zijn om dat ook zo te doen (organisatie en deskundigheidsbevordering)
En natuurlijk:
- dat duidelijk is wat en hoe het moet worden uitgevoerd (plan)
- in een pilot is ervaren hoe het is om anders te werken (do)
- de nieuwe werkwijze wordt geëvalueerd (check)
- de aanpak op basis van de resultaten wordt bijgesteld (act)
met degenen die het moeten uitvoeren (people)

maandag 15 november 2010

Ouders verwachten teveel van hun kind


Kinderfysiotherapeuten zien steeds vaker kinderen met klachten, die niets blijken te mankeren. Dat zegt hoogleraar kinderfysiotherapie bij het UMC Utrecht Paul Helders. De meeste ouders verwachten een perfect kind en als dat niet het geval blijkt te zijn, gaan ze er bij voorkeur mee naar een arts die het probleem moet oplossen, het liefst met een medicijn. De afgelopen jaren hebben steeds meer kinderen een diagnose gekregen. Kinderen hebben ADHD, autisme, dyscalculie, PDD-nos, dislexie, noem maar op. Drukke, lastige of verlegen kinderen bestaan niet meer. Niet om ernstige problemen te bagatelliseren, maar in sommige schoolklassen zijn bijna geen kinderen meer te vinden zonder etiket. Daarbij komt dat er weinig of geen onderzoek bestaat naar het effect van medicatie op kinderen en we moeten afwachten wat de effecten hiervan zijn op de langere termijn voor deze kinderen. De nadruk komt te liggen op de nature (aanleg) van het kind en de nurture (opvoeding) raakt steeds meer buiten beeld. Terwijl het voor ouders van kinderen - met wat voor etiket dan ook - van belang is te leren omgaan hiermee en hulp te krijgen in de beste aanpak van hun kind. Ouders zijn daarin belangrijk en met een medicijn of extra tijd voor een proefwerk los je het probleem niet op, wel met een op het kind afgestemde aanpak door de ouders en leraren.
Kinderen zijn niet perfect, maar ouders ook niet en deze eenzijdige focus op het kind sluit de helft van de mogelijkheden uit om iets te doen wat de ontwikkeling van het kind kan stimuleren en de problemen kan verminderen.

maandag 8 november 2010

Multi-focus benadering huiselijk geweld

Afgelopen donderdag was ik met collega's uit Delft op bezoek bij de Mutssaersstichting in Venlo. Aanleiding was dat het project 'Multifocus benadering van (dreigend) huiselijk geweld' van de Mutssaersstichting genomineerd was voor de Hein Roethofprijs 2010. Ze hebben de prijs niet gewonnen, maar het feit dat ze tussen 2007 en 2010 278 gezinnen met succes hebben geholpen via de multifocus benadering en de recidive werd teruggebracht van 60 tot 15 procent, was de moeite waard om eens naar Venlo af te reizen. Want wat doen ze dan precies in Venlo waardoor hun aanpak zo effectief is? De essentie van de Venlose benadering zit hem in het intensieve casemanagement. Zes casemanagers zijn 7 keer 24 uur per week bereikbaar en als er een melding is van huiselijk geweld of een huisverbod, gaat er een casemanager op af. Deze casemanager praat uitvoerig en apart met slachtoffer, pleger en kinderen. Uitvoerig betekent dat de situatie, de aanleiding, de voorgeschiedenis, alle levensgebieden, problemen, de hulpverleningsgeschiedenis in kaart worden gebracht. Met kinderen worden als dat nodig is tekeningen gemaakt om de situatie te verhelderen. De casemanager neemt voor deze intake 5 tot 7 uur en maakt op basis van de bevindingen binnen 12 uur een plan van aanpak. Op basis van dit plan van aanpak organiseert de casemanager de hulpverlening. De casemanager verzamelt alle informatie bij de hulpverleners en stuurt hen aan. Of als, zoals je soms ziet bij multi-problemgezinnen, teveel hulpverleners in het gezin werken, zorgt dat het aantal hulpverleners beperkt wordt. Uitgangspunt is een systemische, intergenerationele benadering, het doel is het geweld te stoppen en intensieve hulp op het gezin te zetten. De casemanager volgt het gezin gedurende een jaar, stuurt de hulpverleners aan en grijpt in als de hulpverlening stagneert. De kracht zit hem in de outreachende, intensieve benadering bij de start, waarbij op respectvolle en doortastende wijze contact met het gezin wordt gelegd en het langdurige volgen van het gezin door één casemanager en de aansturing van de hulpverlening vanuit één punt. Een zeer intensieve, deskundige en ook praktische benadering die navolging verdient.

maandag 1 november 2010

Jonge kinderen als risicofactor voor huiselijk geweld



Het krijgen van kinderen of het hebben van hele jonge kinderen blijkt een risicofactor voor huiselijk geweld.
Sinds begin 2009 heeft een burgemeester de mogelijkheid om bij een acute dreiging van huiselijk geweld de verantwoordelijke tien dagen uit huis te plaatsen. Als de dreiging van geweld aanhoudt, kan het huisverbod worden verlengd tot maximaal 28 dagen. In 2009 zijn er 2107 huisverboden opgelegd. Het huisverbod houdt in dat een pleger van huiselijk geweld tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag en in die periode ook geen contact mag opnemen met de partner of de kinderen. Het biedt de mogelijkheid om in een noodsituatie te voorzien in een afkoelingsperiode waarbinnen de nodige hulpverlening op gang kan worden gebracht en escalatie kan worden voorkomen.
Bij 33 van de 40 opgelegde huisverboden zijn kinderen betrokken (Utrecht 2009). Het gaat gemiddeld om twee kinderen per incident. Opvallend is de zeer jonge leeftijd van kinderen bij huisverboden. Slechts 15% van alle kinderen is ouder dan 12 jaar. Kinderen van 0 jaar oud (12%), 1 jaar (10%) en 2 jaar (10%) lijken het meest vertegenwoordigd (Cijfers Bureau Jeugdzorg Haaglanden 2009). Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, ondervinden daarvan vaak veel meer schade dan tot nu toe is aangenomen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat 40 procent van hen ernstige schade ondervindt: ze kampen met gedragsproblemen, agressie en depressiviteit. Door het huisverbod worden kinderen bereikt die normaal gesproken niet bij Bureau jeugdzorg terecht komen, omdat ze nog niet op school zitten. Een belangrijke taak is weggelegd voor huisartsen en GGD's in het signaleren van huiselijk geweld bij kinderen tot 4 jaar.