maandag 15 april 2013

De effectiviteit van de residentiële jeugdzorg



Vorige week stuurde Biblion me de publicatie De effectiviteit van residentiële zorg. Een follow-up-studie onder ex-bewoners van het Leerhuis van Marjolein Baan en Jan Janssens toe. Jaarlijks wordt de Horizon-studieprijs uitgereikt voor de beste doctoraalscriptie op het gebied van de jeugdzorg. Aan de prijs is o.a. de uitgave van de scriptie verbonden.
In deze publicatie wordt verslag gedaan van praktijkgestuurd effectonderzoek bij het Leerhuis, een residentiële voorziening voor jongeren van 15 tot en met 18 jaar.

Jaarlijks maken ongeveer 25.000 jongeren in Nederland gebruik van de residentiële jeugdzorg. In dit onderzoek wordt aan de hand van reden beëindiging hulp (inclusief zwaarte vervolghulp), cliënttevredenheid en mate van functioneren in de samenleving onderzocht of deze jongeren baat hebben gehad bij de hulp. Ook wordt aandacht besteed aan de doelgroepomschrijving. Met behulp van dossieranalyse (N=27) en gestructureerde vragenlijsten (N=15) zijn gegevens verzameld. Bij de beschrijving van de resultaten wordt de verbinding gelegd met eerder onderzoek in de residentiële jeugdzorg. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek in de residentiële jeugdzorg dat 83 tot 100% van de jongeren al eerder hulp heeft gehad en in dit onderzoek is zelfs 81,5% van de jongeren al eerder uit huis geplaatst. Het gevonden percentage pedagogische onmacht van 92% in het gezin van herkomst, is ook in overeenstemming met de literatuur. En geconstateerd wordt dat voortijdig vertrek van jeugdigen een belangrijk probleem is in de residentiële zorg dat meer aandacht behoeft. Verder worden heldere aanbevelingen gedaan voor verbetering van de kwaliteit van de zorg, zoals bijvoorbeeld bij de plaatsing van de jongeren beginnen met een inventarisatie van het sociale netwerk. Hoewel het onderzoek een beperkt aantal jongeren betreft, is het met name door de verbinding met eerder onderzoek, een interessante studie naar de effecten van residentiële zorg.

dinsdag 2 april 2013

Kindermisbruik & macht



Kortgeleden kreeg ik de publicatie Kindermisbruik & macht van Karel Pyck toegezonden om te recenseren voor Biblion. Karel Pyck doceerde van 1970 tot 2001 kinder- en jeugdpsychiatrie aan de KU Leuven en was medeoprichter van het Leuvense vertrouwensartscentrum Kind en Gezin in Nood.

Het boek wordt ingeleid door professor dr. Manu Keirse, die de kern van de problematiek als volgt samenvat:
Daders, omstanders en slachtoffers hebben vaak samengespannen in ontkenning of verdringing, en hebben zo het misbruik kansen gegeven voor herhaling.

In deze publicatie gaat Pyck -met hier en daar een uitstapje naar Oude Pekela en Marc Dutroux- vooral in op op seksueel misbruik in de kerk. Vanaf 1981 komen de eerste meldingen van seksueel misbruik in de kerk in de media, te beginnen met Noord-Amerika. Een golf van meldingen verspreidt zich langzaam over de hele wereld. Vanaf 2010 slaat dit over naar België en Nederland. De auteur doet verslag van tal van situaties waar seksueel misbruik door geestelijken gemeld is en de aanpak hierbij. Een aanpak die zich vooral kenschetst door pogingen de zaak toe te dekken en de betreffende geestelijke over te plaatsen. Hij gaat in op de mogelijke verklaringen voor deze golf van misbruik: het celibaat, de homo’s, de seksuele revolutie, het Vaticaan passeren de revue en hij bespreekt wetenschappelijk onderzoek over pedofilie. Tenslotte introduceert hij het begrip ‘backlash’, terugslag , de negatieve reactie op al deze aandacht voor seksueel misbruik waardoor twee kampen ontstaan, believers en disbelievers die slachtoffers al dan niet geloven. Hij pleit ervoor polarisering te vermijden, het gaat volgens hem er niet om of het seksueel misbruik waar of onwaar is, maar uit te zoeken wat er van waar is. Hij pleit ervoor dat de kerk moet niet alleen het seksueel misbruik aanpakken, maar ook de kerkelijke structuren en instellingen die het misbruik in de hand werken.