dinsdag 29 oktober 2013

Luchtwortels, een aanklacht tegen de hulpverlening bij huiselijk geweld



Laatst kreeg ik van Biblion de publicatie Luchtwortels van Hilda Hilbrand toegestuurd om te recenseren. Omdat de wereld zo’n onveilige plek is, kreeg de auteur 'luchtwortels'.

Sommige mensen hebben een leven dat bestaat uit een opeenstapeling van ellende: traumatische jeugdervaringen, foute partners, huiselijk geweld, dakloosheid, niets blijft hen bespaard. En ook de hulpverlening heeft hen niets te bieden. Daarmee is deze publicatie een aanklacht tegen de hulpverlening. Zowel reguliere hulpverlening, als alternatieve 'spirituele' hulpverleners blijken niet in staat met sommige mensen een langdurige helpende relatie op te bouwen. De auteur (pseudoniem), zelf slachtoffer, doet tot in detail verslag van de mishandelingen, wat de gevolgen waren en hoe de hulpverlening daarmee is omgegaan. Ook doet ze aanbevelingen hoe de hulpverlening beter zou kunnen. Tenslotte gaat ze in op de mogelijkheden van een spirituele leefwijze om als slachtoffer kracht te hervinden.
Sommige mensen zijn misschien niet eenvoudig te helpen, maar het is natuurlijk aan de hulpverlener om te blijven zoeken naar een ingang. Goed luisteren en open vragen stellen is iets wat vaak ontbreekt en een aanbeveling wat veel hulpverleners volgens de auteur beter zouden moeten leren.

vrijdag 11 oktober 2013

De decentralisatie van de jeugdzorg, zoveel deskundigen, zoveel meningen


Op 7 oktober was in de Westergasfabriek in Amsterdam het Voor de Jeugd Festival, samen naar 2015. Geen festival voor jongeren, maar een dag lang workshops, lezingen en presentaties over de decentralisatie van de jeugdzorg voor gemeenten, zorgaanbieders, onderwijs-, branche-, beroeps- en cliëntorganisatie. Wat is nodig om in 2015 ieder kind en gezin de juiste zorg te bieden op de juiste plaats op het juiste moment? Naast een inspiratiemarkt met marktkraampjes van allerlei organisaties die betrokken zijn bij de jeugdzorg waren er maar liefst 89 activiteiten die een aspect hiervan belichtten.

Halen we 2015? zijn we er klaar voor?
Als eerste woonde ik een gesprek bij waar Fons van de Poel in gesprek ging met Martin van Rijn (staatssecretaris) en Annemarie Jorritsma (voorzitter VNG). Eén ding werd duidelijk, 2015 gaan ze halen, die datum is nodig om snelheid te creëren. Ze zijn al sinds 2009 bezig, het loopt goed en de gemeenten zijn er klaar voor. Kritische vragen zoals van de kinderombudsman over het tempo van de transitie, de ervaringen in Denemarken met een dergelijk stelsel die niet overwegend positief waren en de bezuiniging van 15-20% op het budget, het gaat allemaal goed komen en als de bestuurders nog ergens van wakker lagen - wat ze volgens hun zeggen weinig deden - dan was het dat men teveel zou blijven hangen in regels en protocollen en onvoldoende de kwaliteit van de hulpverlening centraal zou stellen, de angst voor teveel regels en onbedoelde perverse prikkels. De wens van de bestuurders was dat de jeugdhulp beter aan zou sluiten bij wat mensen nodig hebben. De transitie zou voor hen geslaagd zijn als meer preventief gewerkt zou worden, minder gemedicaliseerd, meer hulp op de juiste plek. Dat willen we allemaal wel, maar niet iedereen is zo optimistisch als de bestuurders.

Veiligheid voor en door kinderen
Daarna volgde ik een lezing bij Peter van der Laan, hoogleraar reclassering. Hij had goed nieuws: het aantal geweldsdelicten daalt. Jammer dat hij zelf de cijfers niet helemaal geloofde, want uit zelf rapportage van jongeren blijken de criminaliteitscijfers al jaren stabiel. Tja. Alleen sluiten we nu niet alle jongeren meer op in jeugdgevangenissen, maar jongeren met ernstige gedragsproblemen in gesloten inrichtingen. Verder daalt het aantal ondertoezichtstellingen iets, maar voogdij neemt weer toe, dus ook wat dat betreft ook geen nieuws. Hij maakte zich wel enige zorgen over de transitie en was erg benieuwd hoe de gemeenten straks gaan inkopen bij de gecertificeerde organisaties, of de prijs leidend zou worden en in hoeverre dat van invloed zou zijn op de kwaliteit. Want onduidelijk is hoe het verder gaat met het landelijk toezicht en ook de rechtspositie van jongeren en ouders was volgens hem nog nergens geregeld.
Tenslotte is het van belang dat gemeenten ook aandacht besteden aan kinderen van gedetineerde ouders, met name moeders, omdat zij vaak de primaire opvoeder zijn en om bij detentie te bekijken wat dat betekent voor de kinderen. Het is sowieso een aandachtspunt om als iemand wordt opgepakt na te gaan of er ook kinderen zijn en hoe het daar mee is. Dat blijkt in de praktijk nog niet altijd het geval te zijn.

Transitie: De baby niet met het badwater weggooien
Daarna gaf Martine Delfos (bio psycholoog) een lezing. Volgens Martine is een groot probleem van deze tijd dat steeds meer ouders uit elkaar gaan. Inmiddels eindigt 40 - 50% van de huwelijken in echtscheiding. Kinderen hebben ouders nodig die beschikbaar zijn, waar ze zich aan kunnen hebben hechten. Echtscheiding heeft invloed op dit hechtingsproces, op het gevoel van veiligheid dat kinderen hebben. Zij hield een pleidooi om mensen te helpen relaties te versterken. Het klinkt allemaal ouderwets, maar dat is het zeker niet want kinderen van gescheiden ouders hebben meer problemen dan kinderen van ouders die bij elkaar blijven en of het nou hetero- of homoseksuele relaties zijn, maakt daarbij niks uit. Een aandachtspunt in ieder geval voor de gemeenten. En misschien ook ondersteuning in de relatie van gescheiden ouders, want met name na de scheiding lopen de conflicten vaak zo uit de hand dat de kinderen er onder leiden.

Taal over domeinen heen
Deze lezing werd gegeven door Anouk Op het Veld en ging over taal. Zij begeleidt een traject over gemeenschappelijke taal bij de veranderingen rondom Jeugd, WMO, Participatie en Passend Onderwijs. Hoe je iets zegt, bepaalt hoe je iets ziet. Zij had de werkende bestanddelen van de verschillende decentralisaties naast elkaar gelegd en was zo gekomen tot gezamenlijke principes (bakens) van het sociaal domein
- eigen kracht
- vraag achter de vraag
- integraal
- dichtbij
- gewoon is weer gewoon
- ruimte en rekenschap professional
- eigen verantwoordelijkheid
Als je dezelfde taal spreekt en weet wat dat je gezamenlijk bepaalde veranderingen beoogt kun je zien waar overlap is en effectiever (samen)werken. Taal is een interessante en bruikbare invalshoek die trouwens ook zeer ondersteunend kan zijn in het overbruggen van verschillen tussen de beroepsgroepen LVB, GGZ en Jeugdzorg die na de decentralisatie moeten gaan samenwerken.

De nieuwe jeugdwet en het kinderrechtenverdrag
Marc Dullaert, kinderombudsman, maakt zich er sterk voor dat de rechten van kinderen worden gerespecteerd. Hij maakt zich in tegenstelling tot de bestuurders, wel zorgen over de transitie.
Waarover?
1. Over het tempo. 31 oktober moeten de transitiearrangementen klaar zijn en hij vraagt zich af of de uitgangspunten van de transitie zoals 1 kind, 1 gezin, 1 regisseur, hulp dichtbij huis enz. wel gerealiseerd worden.
2. (net als van der Laan) Dat de overheid geen zicht meer heeft hoe het met kinderen gaat (kwaliteit en effectiviteit). Hij pleit voor data verzamelen.
3. Wie is verantwoordelijk als het misgaat? De staat of burgemeester en wethouders? De staat blijft mede verantwoordelijk voor kinderrechten.
4. Inkoop van zorg. Dat vooral de goedkopere, lichtere zorg wordt ingekocht en te weinig specialistische zorg. Het recht op zorg is uit de wet gehaald.
5. Grote verschillen tussen gemeenten en het ontstaan van zorgnomaden - gezinnen die naar een andere gemeente vertrekken waar een bepaald zorgaanbod wel beschikbaar is. Verschillen zijn prima tot een zeker niveau, in de randstad zijn andere wensen dan op het platteland.
6. Ellenlange bezwaarprocedures bij het afwijzingen van een verzoek om zorg.
7. Preventief, op maat en bezuinigen. Als je reorganiseert kost dat geld. Pas na enkele jaren zie je een efficiency voordeel.

Jammer dat nu niet van Rijn en Jorritsma aan tafel zaten om hun reactie op deze zorgen te geven.

Flessenpost
Op het einde van de dag kregen we dan eindelijk de kans om de mening van jongeren te horen over de decentralisatie. Deze workshop was georganiseerd door het jeugdwelzijnsberaad , een uitwisseling tussen jongerenraden van jeugdzorg instellingen in Nederland. In juni bezorgden zij flessenpost bij verschillende gemeente bestuurders met de 10 punten waar zij zich zorgen over maken.
1. Veiligheid
2. Gelijke kansen
3. Informatievoorziening
4. Goede professionals
5. Netwerk
6. Ambulante hulp
7. Nazorg
8. Korte trajecten
9. Inspraak
10. Onszelf
Op de website van het jeugdwelzijnsberaad is de toelichting op deze onderwerpen te vinden(zie http://www.jeugdwelzijnsberaad.nl).
Vervolgens keken we - onder begeleiding van jongeren die zelf ook in de jeugdzorg zaten - welke 2 van de 10 punten wij als deelnemers het belangrijkste vonden - netwerk en goede professionals - en hebben dat uitgewerkt.
Goed dat de jongeren hun zorgen hebben kenbaar gemaakt bij de gemeenten en ik ben heel benieuwd wat de gemeenten er mee gaan doen en of het jeugdwelzijnsberaad nog antwoord krijgt op de zorgen en de vragen die ze daarover aan de gemeentebestuurders hebben gesteld.

Al met al een interessante en afwisselende dag, waarop de verschillende aspecten van de decentralisatie de revue zijn gepasseerd, maar ook wel duidelijk werd dat er tal van meningen zijn over wat nog moet gebeuren wil op 1 januari 2015 ieder kind de juiste zorg, op de juiste plek, op de juiste tijd krijgen.


zaterdag 5 oktober 2013

Leren van calamiteiten in de jeugdzorg, over donuts en andere zaken


Op 23 september j.l. was ik op het symposium "Leren van calamiteiten". De bijeenkomst werd georganiseerd ter gelegenheid het 25-jarig bestaan van de Inspectie Jeugdzorg en de 10 jaar bestaande samenwerking van de STJ-inspecties (Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Rode draad van de bijeenkomst was de vraag wat we kunnen leren van calamiteiten.

In maart 2013 heeft het samenwerkend toezicht jeugd het rapport leren van calamiteiten uitgebracht (zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/15/leren-van-calamiteiten.html). In dit rapport wordt de analyse beschreven van acht calamiteitenonderzoeken die in de periode 2011-2012 door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en STJ zijn uitgevoerd. Het betrof ernstige incidenten waarbij kinderen betrokken waren. Uit analyse van de onderzoeken kwam naar voren dat, hoewel elke casus verschillend is, er duidelijke patronen te herkennen zijn en algemeen geldende verbeterpunten te benoemen zijn.
Geconstateerde verbeterpunten:
1. De positie van ouders in het hulpverleningsproces.
2. De manier waarop signalen bij elkaar kunnen komen, onder andere door het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Professionals zijn terughoudend om te melden in de VIR.
3. Kennis en deskundigheid op het gebied van het herkennen en duiden van risicofactoren en bekendheid met de eigen signaleringstaak en die van ketenpartners.
4. Opnieuw inschatten van de veiligheidsrisico’s voor het kind bij veranderende gezinssituaties (-samenstelling) of leefomstandigheden.
5. Duidelijkheid ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij overdracht van de client.
Centraal in het rapport staat het begrip handelingsverlegenheid. Een onderwerp dat op het symposium centraal stond. Handelingsverlegenheid is een verzamelbegrip voor onder meer de schroom van professionals om (complexe) zaken, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling of seksueel misbruik, bespreekbaar te maken met ouders en kinderen en de mate waarin en de wijze waarop informatie tussen professionals en organisaties wordt uitgewisseld (niet actief, niet tijdig, onvolledig en onvoldoende).

De dag werd voorgezeten door Ruben Maes die de sprekers aan de tand voelde met kritische vragen. Na de opening van de bijeenkomst door Gemma Tielen hoofdinspecteur Inspectie Jeugdzorg en Esther Deursen, programmadirecteur Samenwerkend Toezicht Jeugd, volgden drie tafelgesprekken.

Tafelgesprek met professionals
Het eerste tafelgesprek was met een stafarts, een manager van het steunpunt huiselijk geweld, een jeugdrechter en een gezinsvoogd. In grote lijnen onderschreven zij het rapport. Er is inderdaad sprake van handelingsverlegenheid, hulpverleners zijn bang het lijntje met ouders te verliezen als ze melden, scholing is belangrijk en ook je collega's deelgenoot maken van je vermoedens. Vaak weten professionals niet wat ze moeten doen. Opvallend, want sinds 1 juli is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht en daarin staat exact beschreven wat een professional zou moeten doen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. De professionals gaven aan het belangrijk te vinden veiligheidsplannen op te stellen, bijvoorbeeld met behulp van de methode Signs of Safety, de hele familie of het netwerk erbij te betrekken en aandacht te besteden aan vaardigheden om dit zo concreet mogelijk met ouders te bespreken. Er moet veel meer met ouders gesproken worden en professionals moeten leren hoe je een melding kunt doen en daarbij toch contact kunt houden met ouders waarbij je de melding en je zorgen om de veiligheid bespreekbaar maakt. Voor zorgcontinuïteit is het van belang dat zaken goed op schrift staan als een casus wordt overgedragen, informatie delen is belangrijk en de professionals adviseerden steeds zaken waar je over twijfelt met collega's te bespreken en daarbij soms buiten de grenzen van je verantwoordelijkheid te treden als dat nodig is in het kader van de veiligheid van het kind. Ook pleitten zij voor registratie bij het AMK op basis van het kind en niet alleen van de melder en ook vragen en meldingen van broertjes en zusjes daarbij mee te nemen. Daardoor wordt sneller duidelijk dat er zorgen zijn over een gezin zijn en onderzoek noodzakelijk is.

Tafelgesprek met bestuurders
Vervolgens zaten een wethouder, een bestuurder van een scholengemeenschap, een bestuurder van het medisch centrum Haaglanden en een bestuurder van Bureau Jeugdzorg aan tafel. De bestuurders gaven aan dat het belangrijk is dat je medewerkers steunt als het misgaat, als ze tenminste de juiste stappen gezet hebben. Interessant om te horen was dat Medisch centrum Haaglanden werkt met een protocol voor het signaleren van kindermishandeling op basis van oudersignalen. Bijv. drugsmisbruik van ouders. En het protocol is effectief. Bij 91 procent van de kinderen die door de hulpverleners bij het AMK gemeld werden, blijkt de melding inderdaad terecht en driekwart van deze kinderen was eerder nog niet bekend bij het AMK. De betreffende ouders bleken zelfs vaak blij met de geboden hulp. De bestuurder van het onderwijs vertelde tenslotte dat ze bezig waren met trainingen vroegsignalering. Maar het onderwijs heeft het druk en op papier is alles wel goed geregeld, maar de praktijk blijkt lastig.

Tafelgesprek met de staatssecretarissen
Het laatste tafelgesprek was met de staatssecretarissen Teeven en van Rijn. Zij gaven aan dat de regels rondom privacy vaak minder een probleem zijn dan we denken, maar het is daarbij wel van belang ouders sneller te betrekken. Ook bleek dat het Bureau Jeugdzorg Tilburg zowel het kind als het hele gezin registreert en geen onderscheid maakt tussen consultatie, advies en meldingen, waardoor veel sneller duidelijk wordt als er zorgen zijn rondom een kind. Blijkbaar is dat dus wel mogelijk. Daarnaast werd ingegaan op de decentralisatie en de voordelen van samenwerking in multidisciplinaire teams waarbij het belangrijk is dat ook de GGZ participeert omdat die nu nog nog weinig informatie uitwisselt.

Donuts
Afsluiter van de bijeenkomst was Albert Jan Kruiter, onderzoeker van Instituut Publieke Waarden. Hij gaf aan de decentralisatie als positief te zien voor de aanpak van multiproblem gezinnen omdat de gemeentes naast jeugdbeleid ook over alle randvoorwaarden gaan: uitkering, huisvesting. Hij vertelde dat er multiproblem gezinnen zijn die meer dan 100.000 euro per jaar kosten en meerdere hulpverleners over de vloer krijgen die betaald worden uit meerdere potjes AWBZ, jeugdzorg, uitkering. De gemeentes hebben nu de kans dit met elkaar te verbinden en dit integraal aan te pakken. Tenslotte pleitte hij voor meer ruimte voor de professional. Hij vergeleek het met een donut: het gat is de professionele ruimte en het deeg de regels en de protocollen. Steeds willen we na incidenten dat gat dicht maken, we willen teveel regelen. Maar dat werkt niet. Het is belangrijk dat we integraal te werken, die professionele ruimte innemen en verantwoording afleggen aan collega's.

Dus wat leren we van calamiteiten? Overleggen met collega's, praten met ouders, nemen van verantwoordelijkheid, kortom benutten van het het gat in de donut.