maandag 24 november 2014

Zelfregie voor kinderen in de jeugdzorg


Vorige week was het de week van de rechten van het kind. Het kinderrechtenverdrag bestaat dit jaar 25 jaar. Reden voor een feestje, maar ook aanleiding om de kinderrechten nog eens onder de loep te nemen. Op 20 november was ik aanwezig bij de Mulock Houwer lezing van prof. Dr. Wim Slot in het Kinderrechtenhuis in Leiden met als titel ‘Jongeren die er toe doen. Zelfbestuur in de jeugdhulp’.

Participatie en hoorrecht
Volgens Slot valt er niet alleen in het buitenland maar ook in Nederland nog een hoop te verbeteren. Zoals het recht van het kind om een eigen mening te vormen en te uiten over alle zaken die het kind aangaan. Volgens artikel 12 van de rechten van het kind moet de de overheid ervoor zorgen dat het kind die mening kan uiten en dat er naar hem of haar wordt geluisterd. Dit geldt ook voor gerechtelijke en bestuurlijke procedures. Maar kinderen worden over het algemeen weinig gehoord, denk maar aan echtscheidingszaken. Er wordt te weinig gebruik gemaakt van ontwikkelingsdeskundigen om de mening van kinderen in kaart te brengen.

De wees Mulock Houwer
Slot benadrukte het belang om kinderen te leren dat ze invloed kunnen uitoefenen. Zijn inspiratiebron is - niet toevallig - Mulock Houwer. Mulock Houwer, als wees opgegroeid in een kindertehuis is daar later zelf directeur geworden. Hij was overtuigd van het belang van zelfbestuur voor de ontwikkeling van het kind en heeft dat ook in zijn kindertehuis gerealiseerd.

Ontwikkelingstaken
Slot onderschrijft het belang van zelfregie voor kinderen in de jeugdzorg. Volgens de theorie van het competentiemodel is het belangrijk dat kinderen vaardigheden eigen maken en de mogelijkheden benutten die de ontwikkeling biedt. Kinderen die in de jeugdzorg zitten hebben door problemen soms ontwikkelingstaken uit vorige fasen niet vervuld. Zo vindt hij het geen toeval dat deze meisjes tegen verkeerde vriendjes aanlopen en wordt dat volgens hem bepaald door een tekort aan vaardigheden.

Aangeleerde hulpeloosheid
Een andere reden om kinderen meer regie te geven in de jeugdzorg is dat wie denkt geen invloed te hebben op zijn/haar leven meer risico loopt om een depressie te ontwikkelen (‘learned helplessness’).En dat de ervaring dat je omgeving je nodig heeft waarschijnlijk één van de krachtigste beschermende factoren is.

Eigen regie van kinderen
Genoeg redenen om kinderen meer regie te geven in de jeugdzorg, maar we zien dat niet terug in de hulpverleningsplannen. Te weinig wordt naar de mening van kinderen in de jeugdzorg gevraagd. En natuurlijk is dat allemaal lastig en zeker om kinderen zelf de regels te laten bepalen, maar het is wel hun leven. En hun kans om te leren en te ontwikkelen.

In de jeugdzorg wordt nog teveel gekeken naar de negatieve aspecten van kinderen en veel te weinig naar krachten. Dat is natuurlijk ook het lastige: als alleen naar mogelijkheden van kinderen wordt gekeken, wordt geen kind geplaatst . Maar belangrijk is om te realiseren dat dat maar één kant van de medaille is en dat het belangrijk en stimulerend is om ook naar krachten te kijken en kinderen verantwoordelijkheid te geven zodat ze die kracht kunnen ervaren.

maandag 10 november 2014

Zeven kritische vragen over het nieuwe jeugdbeleid


Kortgeleden kreeg ik Jeugdhulp en Jeugdbeleid, lokale zorg voor kinderen na 2015 toegestuurd van Biblion om te recenseren. In dit (leer)boek gaat prof. dr. René Clarijs, hoogleraar en hoofdredacteur van het tijdschrift Jeugdbeleid in op de zorg voor kinderen na 2015. Eerst blikt hij terug op het ontstaan van de jeugdzorg, de kenmerken, maatschappelijke ontwikkelingen en de aanpalende sectoren. Daarna gaat hij in op de nieuwe jeugdwet: de aanleiding en uitgangspunten, de uitwerking ervan, de veranderingen voor de gemeenten en de betekenis van de nieuwe manier van werken voor de professionals.
Hij sluit af met zeven kritische vragen die beantwoord zouden moeten worden bij nieuw jeugdbeleid, maar dat niet zijn.

Zeven kritische beleidsvragen
1. Wat is er gebeurd met de vorige voorstellen tot stelselwijzigingen?
2. Welke huidige tekorten moet het nieuwe beleid tackelen of compenseren?
3. Welke toekomstige ontwikkelingen komen er aan?
4. Wat zijn ontwikkelingen ten aanzien van het jeugdbeleid in het buitenland?
5. Hoe zal het nieuwe beleid in de praktijk uitpakken (eerst experimenteren)?
6. Hoe kan actuele innovatiekennis ingezet worden?
7. Wat hebben de recente decentralisaties opgeleverd?

Volgens Clarijs is over de zeven vragen veel wetenschappelijke kennis voorhanden maar trekt de politiek zijn eigen spoor en is ‘Bewust onbekwaam’.
Op een aantal vragen kan ik nog wel een antwoord vinden in het nieuwe beleid. Zo wil het nieuwe jeugdbeleid een bijdrage leveren aan de-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren, eerder de juiste hulp op maat te bieden, (kosten)effectief zijn en regeldruk verminderen (vraag 2), is aan de slag gegaan met het uitproberen van het nieuwe beleid in de proeftuinen (vraag 5) en wordt met de transformatie actuele innovatiekennis ingezet (vraag 6). Niet overal succesvol, maar het is in gang gezet.
Maar wie heeft een antwoord op vraag 1, 3, 4 en 7? Toch handig om te weten bij zoiets ingewikkelds en ingrijpends als de transitie en transformatie van de jeugdhulp.