dinsdag 17 december 2013

Prostitutie een vrije keuze?


Kort geleden kreeg ik van Biblion de publicatie Moskou aan de Amstel toegestuurd om te recenseren.
In deze publicatie beschrijft Metje Blaak, bekend als persvoorlichter voor de belangenorganisatie voor sekswerkers De Rode Draad, over haar leven als prostituee en haar ervaringen nadat ze gestopt is. Ze vertelt hoe moeilijk het was om daarna een eigen zaak op te bouwen, over het stigma, en over haar ervaringen als voorlichtster van de Rode Draad. Ze heeft geen goed woord over voor het prostitutiebeleid, of het nu over registratieplicht, verhoging minimumleeftijd of sluiting van de Theemsweg gaat. Gemeentes er hebben volgens haar totaal geen verstand van, ze ontnemen vrouwen hun werkplek en zorgen ervoor dat het ondergronds, uit het zicht verder gaat. Metje beschrijft de prostitutie als een prima beroep en hoewel ze de samenhang met vrouwenhandel en drugscriminaliteit niet ontkent, vindt ze de gekozen aanpak zinloos. Ook vertelt ze over Patricia Perquin, die een tijdlang in de rol van ex-prostituee als adviseur voor de gemeente Amsterdam, maar een bedriegster bleek. Ze eindigt met aanbevelingen hoe het wel zou moeten, zodat prostituees hun werk goed kunnen uitvoeren.

Of er veel vrouwen uit eigen vrije wil hun lichaam verkopen is de vraag. In de Volkskrant van 4 december jl. schrijft Robin (artiestennaam) ex-prostituee met 5 jaar ervaring in het werk, dat ze in de wisselende kring van 10 collega's nooit meer dan één of twee 'happy hookers' heeft ontmoet en dat de overige vrouwen werden uitgebuit, een drugsverslaving financierden, partners uit schulden moesten halen, hun gezin in het land van herkomst financieel ondersteunen of een ernstige psychiatrische aandoening hadden, vaak veroorzaakt door seksueel misbruik in de jeugd.

De vraag is hoe vrij de vrije keus van deze vrouwen is om voor de prostitutie te kiezen.

Blijft dat Metje een punt heeft en dat al die maatregelen er niet toegeleid hebben dat de vrouwenhandel stopt. Meer regelgeving blijkt niet te werken. Het is zaak het over een andere boeg te gooien en te kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat vrouwen die voor dit beroep 'kiezen' geen slachtoffers van vrouwenhandel zijn of op een andere uitgebuit worden, dat ze het geld dat ze er mee verdienen zelf mogen houden en ondersteund worden om te stoppen als ze dat willen. Misschien is het de moeite waard de mogelijkheden te onderzoeken om een cooperatie van prostituees het zelf te laten regelen. Om prostituees zelf eens te vragen met een plan te komen dat de 'vrije' keuze van henzelf en de andere vrouwen te garandeert.

dinsdag 3 december 2013

De kracht van spreken na seksueel misbruik


In 1982 verscheen De straf op zwijgen is levenslang. Een boek met ervaringsverhalen over seksueel misbruik in het gezin. Het was het eerste boek over dit onderwerp in Nederland en werd uitgegeven door de VSK, de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling binnen het gezin. Voor die tijd waren er nauwelijks publicaties hierover te vinden, alsof het voor die tijd niet bestond. Het boek maakte veel los en heeft de aandacht voor seksuele kindermishandeling op de kaart gezet.
Inmiddels zijn we jaren verder en is het boek niet meer verkrijgbaar. Dat heeft de VSK er toe doen besluiten het boek opnieuw uit te geven onder de titel De kracht van spreken en de negentien oorspronkelijke levensverhalen over seksuele kindermishandeling uit te breiden met elf verhalen van slachtoffers uit groepen die eerder niet bereikt werden. Ook zijn er stukjes toegevoegd aan de verhalen hoe het met de slachtoffers - die tegelijkertijd ook overlevers zijn - nu gaat. Het zijn dertig aangrijpende levensverhalen die je stuk voor stuk diep raken en wat je eigenlijk niet wil lezen. Waarom is het belangrijk dat hulpverleners dit boek wel lezen? Omdat - zoals je ook kunt lezen in het boek - kinderen die serieus genomen werden, geholpen, hulpverleners die niet wegkijken, cruciaal blijken te zijn in de levens van deze slachtoffers. Hulpverleners die niet bang zijn om de afschuwelijke werkelijkheid onder ogen te komen en actie ondernemen, maken het verschil. Om te kunnen overleven moeten slachtoffers kunnen praten over wat ze hebben meegemaakt, met ervaringsdeskundigen en ook met hulpverleners. Want zoals Shakespeare dat lang geleden al treffend wist te verwoorden:
Het leed dat niet spreekt knaagt aan het hart tot het breekt.

maandag 18 november 2013

Beleid en cultuur rondom seksueel misbruik in de jeugdzorg


Uit onderzoek van de commissie Samson naar seksueel misbruik in de jeugdzorg in 2010 blijkt dat jongeren in residentiële jeugdzorginstellingen 2 keer zo vaak slachtoffer worden van seksueel misbruik dan andere Nederlandse kinderen. Plegers zijn in de helft van de gevallen minderjarige groepsgenoten, waaronder ook een aanzienlijke groep meisjes. In 30% van de gevallen gaat het om een medewerker en bij 20% ging het om een pleger buiten de instelling. Meisjes worden 2 keer zo vaak slachtoffer als jongens. Hulpverleners signaleren maar 2% van het seksueel misbruik. Veel te weinig dus.

De jeugdzorg is geschrokken van de resultaten van dit onderzoek. Op 26 september organiseerden we vanuit het bestuurlijk overleg van de jeugdzorginstellingen in Rotterdam een bijeenkomst voor bestuurders, gedragswetenschappers en managers van de jeugdzorginstellingen en ambtenaren van de Stadsregio Rotterdam om kennis op te doen en van gedachten te wisselen hoe seksueel misbruik in de jeugdzorg te voorkomen. Ongeveer 60 deelnemers vanuit TriviumLindenhof, Stek Jeugdhulp, Bureau Jeugdzorg, FlexusJeugdplein, Stichting Prokino, Horizon, Timon en de William Schrikker Groep, de Stadsregio Rotterdam en de commissie Rouvoet waren aanwezig.

Seksueel misbruik, we willen het niet maar het is er wel
De inleiding van de dag werd gehouden door bestuurders van respectievelijk Bureau Jeugdzorg Rotterdam en Stek Jeugdzorg die ingingen op het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg en de creativiteit die nodig is om te komen tot oplossingen om seksueel misbruik te voorkomen.

Seksueel misbruik en de onzichtbaarheidsmantel
Daarna was er een lezing door Carla Rus, psychiater, psychotherapeut/traumatoloog gespecialiseerd in traumatologie waaronder seksueel misbruik. Carla nam ons mee naar het huis waar het kind opgroeit. Want bij seksueel misbruik binnen de jeugdzorg gaat het meestal om recidive waarbij het eerste misbruik thuis plaatsvindt. Daar ontwikkelt het kind dissociatie - de onzichtbaarheidsmantel- als bescherming, waarmee emoties, cognities of gedrag worden verborgen voor het bewustzijn. Mede daar door signaleert de jeugdzorg weinig seksuele kindermishandeling - zo blijkt ook uit het Samson rapport - en is er sprake van ernstige onderdiagnostiek. Dat komt omdat kinderen niet makkelijk over seksueel misbruik praten, maar ook dat het verhaal van het kind vaak niet serieus wordt genomen. Zij pleit voor jeugdzorgwerkers die kunnen en durven praten met kinderen en op niet-suggestiever wijze durven doorvragen, waarbij ze niet alleen letten op wat wordt verteld, maar ook signalen van misbruik beter leren herkennen. Goed gevalideerde risicotaxatie van seksueel misbruik is nodig. En naast diagnostiek van kinderen is ook diagnostiek van ouders nodig, want bij ouders die hun kinderen misbruiken moet je op je qui vive zijn.
Een andere oorzaak van slechte diagnostiek is de angst van de hulpverlener om het verschrikkelijke verhaal van het kind aan te horen en te verwerken waardoor zij liever wegkijken. De hulpverlener zal deze angst moeten overwinnen en als het zijn eigen leven beïnvloedt er over praten met een vertrouwenspersoon om zo secundaire traumatisering te voorkomen. De cliënt heeft er recht op dat de hulpverlener zijn angst overwint.
Carla adviseerde om bij de Toegang en aan de telefoon bij het AMK de meest competente en ervaren medewerkers neer te zetten, waardoor kinderen direct geholpen worden of sneller doorverwezen naar de juiste plek. Ook wees zij op het belang om consult- en adviesaanvragen bij het AMK op naam van het kind te laten registreren. Nu gebeurt dat alleen bij meldingen waardoor er al tal van signalen kunnen zijn binnengekomen voordat iemand actie onderneemt.
Verder is bij de jeugdzorg waarheidsvinding verboden, waardoor jeugdzorgwerkers niet uitzoeken wat er precies is gebeurd. Maar de jeugdzorgwerkers doen misschien niet aan strafrechtelijke waarheidsvinding, diagnostische is waarheidsvinding is wel belangrijk!
Tenslotte ging Carla in op seksueel misbruikte kinderen in een leefgroep. Iets wat complexe groepsdynamica oplevert, omdat bij deze kinderen 'sexual awareness' ontbreekt, d.w.z.de antennes aan de persoonsgrenzen, waarmee je aftast hoever de ander seksueel met je wil gaan, zijn bij deze jongeren beschadigd en daardoor gaat het eerder mis. Ook groepswerkers moeten weten hoe ze met seksualiserend gedrag van jongeren om moeten gaan. Open met elkaar spreken over gezonde en ongezonde seksualiteit zowel tussen jeugdzorgwerkers als ook met jongeren zelf is belangrijk. En zeer omzichtig omgaan met afstand en nabijheid is bij deze onveilig gehechte kinderen nodig, naast twee mentoren voor iedere jeugdige die regelmatig overleggen (waar de jeugdige van op de hoogte is) en een veiligheidsplan voor de leefgroep waarbij rekening wordt gehouden met specifieke triggers die getraumatiseerde kinderen kunnen ontregelen.
De lezing van Carla Rus sprak de deelnemers zeer aan omdat ze in een half uur de voor de jeugdzorg belangrijkste thema's aanstipte. De lezing van Carla is ook te bekijken via You Tube http://www.youtube.com/watch?v=cTH4dEiGYDc.

Het leed dat niet spreekt knaagt aan het hart tot het breekt
Daarna ging Janny van Heerbeek , gedragswetenschapper en voorzitter VSK (Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling, die vorig is jaar opgeheven) in gesprek met ervaringsdeskundigen Wil 59, Trineke 38 en Astrid 49 jaar. Alle drie waren jarenlang door hun vader misbruikt en één van hen had zelfs een kind gekregen. Om zo direct te horen wat deze vrouwen meegemaakt hadden en hoe ze het overleefd hadden, maakte heel veel indruk. Tenslotte waren ze alledrie met jeugdzorg in contact gekomen en positief was om te horen dat ze eindelijk geloofd werden, dat er geluisterd werd en dat ze goed geholpen zijn. Het gaat nu goed, ze hadden alle drie een gezin, kinderen en werk en hoewel het echt niet altijd makkelijk was, waren ze nu zo ver dat ze hun kennis en ervaring wilden inzetten om er voor te zorgen dat slachtoffers van seksuele kindermishandeling goed geholpen worden.

Daarna waren er vijf workshops georganiseerd:
Hoe besteden we aandacht aan seksueel misbruik in sollicitatie en functioneringsgesprekken?
In deze workshop werd aan de hand van een ‘live’ voorbeeld besproken hoe het omgaan met seksualiteit en seksueel misbruik aangekaart kan worden in een sollicitatiegesprek /functioneringsgesprek.
Begeleiding : Bert Vosselman, opleidingsfunctionaris TriviumLindenhof

Hoe zorgen we voor een sfeer in groepen en pleeggezinnen waar seksualiteit en seksueel misbruik bespreekbaar is?
In deze workshop werd het Vlaggensysteem geïntroduceerd als methodiek die ingezet kan worden voor het bespreekbaar maken van de seksuele ontwikkeling en grensoverschrijdend gedrag met (pleeg)kinderen, met (pleeg) ouders, in de leefgroep en in het team. Begeleiding: Anoushka Boet, adviseur/projectleider Movisie

Welke adviezen van ervaringsdeskundigen kunnen we gebruiken bij het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen in onze organisatie?
In deze workshop werden de resultaten besproken van het onderzoek naar adviezen van kinderen en jongeren om seksueel misbruik te voorkomen. Samen met ervaringsdeskundigen is bekeken hoe we deze adviezen kunnen gebruiken.
Begeleiding: Janny van Heerbeek, gedragswetenschapper Stek Jeugdhulp

Wat kunnen we kinderen die seksueel misbruikt zijn bieden in onze behandeling en begeleiding?
In deze workshop gingen we in op trauma-informed werken met kinderen in de jeugdzorg. Trauma hoeft niet altijd de focus van de behandeling te zijn, trauma-informed – waarbij het trauma wel onderkend en erkend wordt, maar geen focus van de behandeling is – lijkt soms zinvoller.
Begeleiding: Henriette Frans, gedragswetenschapper TriviumLindenhof

Hoe zorgen we voor competente medewerkers, medewerkers met kennis en vaardigheden in het omgaan met seksualiteit en seksueel misbruik?
In deze workshop bespraken we op creatieve wijze op welke manier de organisatie zorg kan dragen voor systematische aandacht aan de ontwikkeling van kennis en vaardigheden in het omgaan met seksualiteit en seksueel misbruik.
Begeleiding : Karin Kleine, HAKA Nederland

Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik
De bijeenkomst werd afgesloten met een paneldiscussie, waar we in gesprek gingen met René Meuwissen (bestuurder BJZ SRR), Wim Spierings (bestuurder FlexusJeugdplein), Josje Bootsma (bestuurder TriviumLindenhof) en Peter Levekamp (secretaris Cie Rouvoet) over de manier waarop zij het kwaliteitskader gaan vormgeven. Resultaat was dat afgesproken is om volgend jaar opnieuw een middag over beleid en cultuur rondom seksueel misbruik organiseren, gemeenschappelijk beleid te ontwikkelen en gezamenlijk medewerkers te trainen.

Een succesvolle middag, waar duidelijk werd dat een open cultuur waar seksualiteit en seksueel misbruik bespreekbaar is - naast beleid en protocollen - belangrijk is bij het voorkomen van seksueel misbruik in de jeugdzorg.



maandag 4 november 2013

De inzet van vrijwilligers rond jeugd en gezin


Op 10 oktober was ik op de bijeenkomst ‘Professionele kracht, vrijwillige kracht, eigen kracht; samen voor jeugd'. Doel van de bijeenkomst was 'inspiratie opdoen en kennis nemen van goede voorbeelden van samenwerking tussen professionele en vrijwillige inzet voor jeugd en gezin en reflecteren op een toekomst waarin burgerkracht meer dan ooit centraal staat'.
Een actueel onderwerp, en er was veel belangstelling: in totaal hebben aan de 6 bijeenkomsten die verspreid over het land plaatsvonden, 600 mensen deelgenomen.


Professionals en vrijwilligers werken samen rond jeugd en gezin
De inleiding werd gehouden door Marjan van der Klein, senior-onderzoeker bij het Verwey Jonker instituut. Zij vertelde dat de beste raadgever voor instellingen die vrijwilligers willen inzetten, is om te bedenken hoe je zelf als vrijwilliger zou willen worden ingezet/ benaderd. Er zijn in Nederland 4 tot 5 miljoen vrijwilligers, waarvan 1 tot 2 miljoen in de sector jeugd en gezin , die gemiddeld zo'n 4 uur per week hier aan besteden. Niet mis dus. Het gaat daarbij zowel om incidenteel vrijwilligers werk als om langdurige projecten, met name maatjesprojecten zijn populair. Bij veel initiatieven werken professionals en vrijwilligers samen. Uit onderzoek blijkt dat de rol van de professional belangrijk is, bijvoorbeeld voor het maken van een goed match, stellen van voorwaarden, enthousiasmeren. Vervolgens kwam ze met tal van tips om de inzet van vrijwilligers tot een succes te maken
Haar tips:
Bij interne samenwerking
Tip 1 waardeer vrijwilligers in woord en daad
Tip 2 denk tevoren na over match en selectie
Tip 3 onderschat vrijwilligers ouders en buurtbewoners niet
Tip 4 zet alleen deskundigheidsbevordering in als het echt nodig is

Bij ketensamenwerking
Tip 1 Zorg voor zicht op de informele partners in uw werkgebied
Tip 2 Bepaal een gezamenlijk doel en voorkom concurrentie
Tip 3 Betoon culturele sensitiviteit in de samenwerking met andere organisaties
Tip 4 Houd korte lijnen en duidelijke contactpersonen
Tip 5 Maak duidelijke afspraken over de omgang met vrijwilligers (van andere organisaties).
Tip 6 Maak als professional terugkoppeling naar vrijwilligers en buurtbewoners

Tips voor de jeugdzorg
Tip 1 Heb aandacht voor informele initiatieven rond opgroeien en opvoeden, van ouders maar ook van buurtbewoners, studenten, vrijwilligers, sportverenigingen en dergelijke
Tip 2 Maak meer contact met vrijwilligersorganisaties
Tip 3 Bespreek met de gemeente de concrete invulling van uw opdracht om de pedagogische civil society te versterken
Tip 4 Maak werk van preventie en dus van contact met gewone ouders en kinderen
Tip 5 Stimuleer eigen kracht en eigen netwerk van cliënten
Tip 6 Maak gebruik van know how vrijwilligerscoördinatoren en welzijnswerkers

Het Jeugd Preventie team
Vervolgens nam ik deel aan een workshop van de stichting Mooi in Den Haag over Jongeren Preventie team*. Het Jongeren Preventie Team is opgezet met de doelgroep. De inhoud is aan verandering onderhevig en komt tot stand op basis van de gedachtewisseling tussen ouders, jongeren/deelnemers en vrijwilligers. De basis van het Jongeren Preventie team was een kamp dat jaarlijks georganiseerd werd en een succes was. Dit kamp werd gefinancierd door een fonds, maar op een bepaald moment stopte dat en moesten ze zelf het geld bij elkaar verdienen. Dit wordt nu gedaan door taken uit te voeren die en meerwaarde opleveren voor de wijk. Commerciële organisaties wilden graag mee betalen voor zaken als het opruimen van een parkeerplaats, boodschappen doen e.d. Het heeft een positieve invloed op de sfeer in de wijk omdat wijkbewoners zien dat jongeren positieve dingen doen. 30 jongeren, 12 vrijwilligers en een (betaalde) coördinator werken samen in dit project, onderhandelen met instellingen en beslissen wat ze met het verdiende geld doen. Belangrijk is wel om vrijwilligers op te leiden om jongeren te begeleiden. De verhouding 30 jongeren en 12 vrijwilligers werkt goed. Er is zelfs zoveel belangstelling bij jongeren om mee te doen met het Jongeren Preventie team dat er een wachtlijst is.

MEMOSA
Daarna was er door FlexusJeugdplein een workshop over MEMOSA* georganiseerd: MEntorMOeders Steun en Advies. Dit project richt zich op moeders met thuiswonende kinderen. Het gaat om vrouwen die mishandeld worden en hierdoor in een isolement verkeren. Doel is het doorbreken van het isolement en het stoppen van het geweld. De mentormoeders zijn goede getrainde vrijwilligers, die zelf ook moeder zijn en een opleiding hebben op MBO niveau. En dat mag ook wel, gezien de aard van de problematiek. Het traject duurt 4 maanden, is bewezen effectief en opgenomen in de databank effectieve interventies van het NJI.

Vrijwilligers in de pedagogische civil society
Als afsluiter was er een lezing van Evelien Tonkens, hoogleraar actief burgerschap. De bal ligt volgens Evelien nu bij de burger, waar hij voorheen bij de overheid en vervolgens bij de markt lag en dat kan de volgende nieuwe problemen opleveren:
1. Toenemende ongelijkheid
Er is meer burgerkracht in betere wijken
Oplossing is meer zelf organiseren, vrijwilligers lichtere taken geven en om meer vrijwilligers actief en persoonlijk uit te nodigen. We hebben jou nodig omdat je zo goed kunt..............koken, voetballen,zingen
2. Plug-in vrijwilligers
Korte onregelmatige inzet. Bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding van kansarme jongeren. Die onregelmatigheid is schadelijk voor jongeren.
Oplossing is dat vrijwilligers een keuze maken tussen of alleen zakelijke, dienstbare klussen of langer commitment beloven.
3. Afwijzen zwakke vrijwilligers
Niet doen en minder focus leggen op individuele bijdrage, meer op bijdrage aan gemeenschap en organiseren training en scholing (zelf ontwikkelen of eisen van bijv. sociale dienst)
4. Afhaken van sterke vrijwilligers
Oplossing is om meer uit te gaan wat vrijwilligers willen en kunnen e geen radicale veranderingen doorvoeren: kleine stapjes, afstemmen op huidige vrijwilligersbestand
5. (Pedagogische) conflicten
Zoals conflicten over inzet, conflicten tussen kinderen. Professionals worstelen met hun rol: ingrijpen of de vrijwilligers laten oplossen?
Oplossing is om mensen voor te bereiden op wrijvingen, uit te leggen dat dat hoort bij vernieuwing en de gelegenheid organiseren om dat soort zaken te bespreken

Het was een interessante middag met heldere en praktisch informatie hoe vrijwilligers in te zetten op een manier waardoor het een win-win situatie wordt, voor de vrijwilliger,voor de professional en vooral voor degene die geholpen wordt.
En het is daarbij belangrijk te onthouden dat hulp vragen een stuk lastiger is dan hulp geven. Het project hulpinjebuurt heeft meer aanbieders van hulp dan vragers.

* http://www.stichtingmooi.nl/
* http://www.movisie.nl/esi/memosa-mentormoeders-huiselijk-geweld
* http://www.hulpinjebuurt.nl/
Meer informatie: http://www.vrijwillige-inzet.nl/actueel/nieuwsitem/item/leerzame-regiobijeenkomsten-professionele-kracht-vrijwillige-kracht-eigen-kracht-samen-voor-jeug/


dinsdag 29 oktober 2013

Luchtwortels, een aanklacht tegen de hulpverlening bij huiselijk geweld



Laatst kreeg ik van Biblion de publicatie Luchtwortels van Hilda Hilbrand toegestuurd om te recenseren. Omdat de wereld zo’n onveilige plek is, kreeg de auteur 'luchtwortels'.

Sommige mensen hebben een leven dat bestaat uit een opeenstapeling van ellende: traumatische jeugdervaringen, foute partners, huiselijk geweld, dakloosheid, niets blijft hen bespaard. En ook de hulpverlening heeft hen niets te bieden. Daarmee is deze publicatie een aanklacht tegen de hulpverlening. Zowel reguliere hulpverlening, als alternatieve 'spirituele' hulpverleners blijken niet in staat met sommige mensen een langdurige helpende relatie op te bouwen. De auteur (pseudoniem), zelf slachtoffer, doet tot in detail verslag van de mishandelingen, wat de gevolgen waren en hoe de hulpverlening daarmee is omgegaan. Ook doet ze aanbevelingen hoe de hulpverlening beter zou kunnen. Tenslotte gaat ze in op de mogelijkheden van een spirituele leefwijze om als slachtoffer kracht te hervinden.
Sommige mensen zijn misschien niet eenvoudig te helpen, maar het is natuurlijk aan de hulpverlener om te blijven zoeken naar een ingang. Goed luisteren en open vragen stellen is iets wat vaak ontbreekt en een aanbeveling wat veel hulpverleners volgens de auteur beter zouden moeten leren.

vrijdag 11 oktober 2013

De decentralisatie van de jeugdzorg, zoveel deskundigen, zoveel meningen


Op 7 oktober was in de Westergasfabriek in Amsterdam het Voor de Jeugd Festival, samen naar 2015. Geen festival voor jongeren, maar een dag lang workshops, lezingen en presentaties over de decentralisatie van de jeugdzorg voor gemeenten, zorgaanbieders, onderwijs-, branche-, beroeps- en cliëntorganisatie. Wat is nodig om in 2015 ieder kind en gezin de juiste zorg te bieden op de juiste plaats op het juiste moment? Naast een inspiratiemarkt met marktkraampjes van allerlei organisaties die betrokken zijn bij de jeugdzorg waren er maar liefst 89 activiteiten die een aspect hiervan belichtten.

Halen we 2015? zijn we er klaar voor?
Als eerste woonde ik een gesprek bij waar Fons van de Poel in gesprek ging met Martin van Rijn (staatssecretaris) en Annemarie Jorritsma (voorzitter VNG). Eén ding werd duidelijk, 2015 gaan ze halen, die datum is nodig om snelheid te creëren. Ze zijn al sinds 2009 bezig, het loopt goed en de gemeenten zijn er klaar voor. Kritische vragen zoals van de kinderombudsman over het tempo van de transitie, de ervaringen in Denemarken met een dergelijk stelsel die niet overwegend positief waren en de bezuiniging van 15-20% op het budget, het gaat allemaal goed komen en als de bestuurders nog ergens van wakker lagen - wat ze volgens hun zeggen weinig deden - dan was het dat men teveel zou blijven hangen in regels en protocollen en onvoldoende de kwaliteit van de hulpverlening centraal zou stellen, de angst voor teveel regels en onbedoelde perverse prikkels. De wens van de bestuurders was dat de jeugdhulp beter aan zou sluiten bij wat mensen nodig hebben. De transitie zou voor hen geslaagd zijn als meer preventief gewerkt zou worden, minder gemedicaliseerd, meer hulp op de juiste plek. Dat willen we allemaal wel, maar niet iedereen is zo optimistisch als de bestuurders.

Veiligheid voor en door kinderen
Daarna volgde ik een lezing bij Peter van der Laan, hoogleraar reclassering. Hij had goed nieuws: het aantal geweldsdelicten daalt. Jammer dat hij zelf de cijfers niet helemaal geloofde, want uit zelf rapportage van jongeren blijken de criminaliteitscijfers al jaren stabiel. Tja. Alleen sluiten we nu niet alle jongeren meer op in jeugdgevangenissen, maar jongeren met ernstige gedragsproblemen in gesloten inrichtingen. Verder daalt het aantal ondertoezichtstellingen iets, maar voogdij neemt weer toe, dus ook wat dat betreft ook geen nieuws. Hij maakte zich wel enige zorgen over de transitie en was erg benieuwd hoe de gemeenten straks gaan inkopen bij de gecertificeerde organisaties, of de prijs leidend zou worden en in hoeverre dat van invloed zou zijn op de kwaliteit. Want onduidelijk is hoe het verder gaat met het landelijk toezicht en ook de rechtspositie van jongeren en ouders was volgens hem nog nergens geregeld.
Tenslotte is het van belang dat gemeenten ook aandacht besteden aan kinderen van gedetineerde ouders, met name moeders, omdat zij vaak de primaire opvoeder zijn en om bij detentie te bekijken wat dat betekent voor de kinderen. Het is sowieso een aandachtspunt om als iemand wordt opgepakt na te gaan of er ook kinderen zijn en hoe het daar mee is. Dat blijkt in de praktijk nog niet altijd het geval te zijn.

Transitie: De baby niet met het badwater weggooien
Daarna gaf Martine Delfos (bio psycholoog) een lezing. Volgens Martine is een groot probleem van deze tijd dat steeds meer ouders uit elkaar gaan. Inmiddels eindigt 40 - 50% van de huwelijken in echtscheiding. Kinderen hebben ouders nodig die beschikbaar zijn, waar ze zich aan kunnen hebben hechten. Echtscheiding heeft invloed op dit hechtingsproces, op het gevoel van veiligheid dat kinderen hebben. Zij hield een pleidooi om mensen te helpen relaties te versterken. Het klinkt allemaal ouderwets, maar dat is het zeker niet want kinderen van gescheiden ouders hebben meer problemen dan kinderen van ouders die bij elkaar blijven en of het nou hetero- of homoseksuele relaties zijn, maakt daarbij niks uit. Een aandachtspunt in ieder geval voor de gemeenten. En misschien ook ondersteuning in de relatie van gescheiden ouders, want met name na de scheiding lopen de conflicten vaak zo uit de hand dat de kinderen er onder leiden.

Taal over domeinen heen
Deze lezing werd gegeven door Anouk Op het Veld en ging over taal. Zij begeleidt een traject over gemeenschappelijke taal bij de veranderingen rondom Jeugd, WMO, Participatie en Passend Onderwijs. Hoe je iets zegt, bepaalt hoe je iets ziet. Zij had de werkende bestanddelen van de verschillende decentralisaties naast elkaar gelegd en was zo gekomen tot gezamenlijke principes (bakens) van het sociaal domein
- eigen kracht
- vraag achter de vraag
- integraal
- dichtbij
- gewoon is weer gewoon
- ruimte en rekenschap professional
- eigen verantwoordelijkheid
Als je dezelfde taal spreekt en weet wat dat je gezamenlijk bepaalde veranderingen beoogt kun je zien waar overlap is en effectiever (samen)werken. Taal is een interessante en bruikbare invalshoek die trouwens ook zeer ondersteunend kan zijn in het overbruggen van verschillen tussen de beroepsgroepen LVB, GGZ en Jeugdzorg die na de decentralisatie moeten gaan samenwerken.

De nieuwe jeugdwet en het kinderrechtenverdrag
Marc Dullaert, kinderombudsman, maakt zich er sterk voor dat de rechten van kinderen worden gerespecteerd. Hij maakt zich in tegenstelling tot de bestuurders, wel zorgen over de transitie.
Waarover?
1. Over het tempo. 31 oktober moeten de transitiearrangementen klaar zijn en hij vraagt zich af of de uitgangspunten van de transitie zoals 1 kind, 1 gezin, 1 regisseur, hulp dichtbij huis enz. wel gerealiseerd worden.
2. (net als van der Laan) Dat de overheid geen zicht meer heeft hoe het met kinderen gaat (kwaliteit en effectiviteit). Hij pleit voor data verzamelen.
3. Wie is verantwoordelijk als het misgaat? De staat of burgemeester en wethouders? De staat blijft mede verantwoordelijk voor kinderrechten.
4. Inkoop van zorg. Dat vooral de goedkopere, lichtere zorg wordt ingekocht en te weinig specialistische zorg. Het recht op zorg is uit de wet gehaald.
5. Grote verschillen tussen gemeenten en het ontstaan van zorgnomaden - gezinnen die naar een andere gemeente vertrekken waar een bepaald zorgaanbod wel beschikbaar is. Verschillen zijn prima tot een zeker niveau, in de randstad zijn andere wensen dan op het platteland.
6. Ellenlange bezwaarprocedures bij het afwijzingen van een verzoek om zorg.
7. Preventief, op maat en bezuinigen. Als je reorganiseert kost dat geld. Pas na enkele jaren zie je een efficiency voordeel.

Jammer dat nu niet van Rijn en Jorritsma aan tafel zaten om hun reactie op deze zorgen te geven.

Flessenpost
Op het einde van de dag kregen we dan eindelijk de kans om de mening van jongeren te horen over de decentralisatie. Deze workshop was georganiseerd door het jeugdwelzijnsberaad , een uitwisseling tussen jongerenraden van jeugdzorg instellingen in Nederland. In juni bezorgden zij flessenpost bij verschillende gemeente bestuurders met de 10 punten waar zij zich zorgen over maken.
1. Veiligheid
2. Gelijke kansen
3. Informatievoorziening
4. Goede professionals
5. Netwerk
6. Ambulante hulp
7. Nazorg
8. Korte trajecten
9. Inspraak
10. Onszelf
Op de website van het jeugdwelzijnsberaad is de toelichting op deze onderwerpen te vinden(zie http://www.jeugdwelzijnsberaad.nl).
Vervolgens keken we - onder begeleiding van jongeren die zelf ook in de jeugdzorg zaten - welke 2 van de 10 punten wij als deelnemers het belangrijkste vonden - netwerk en goede professionals - en hebben dat uitgewerkt.
Goed dat de jongeren hun zorgen hebben kenbaar gemaakt bij de gemeenten en ik ben heel benieuwd wat de gemeenten er mee gaan doen en of het jeugdwelzijnsberaad nog antwoord krijgt op de zorgen en de vragen die ze daarover aan de gemeentebestuurders hebben gesteld.

Al met al een interessante en afwisselende dag, waarop de verschillende aspecten van de decentralisatie de revue zijn gepasseerd, maar ook wel duidelijk werd dat er tal van meningen zijn over wat nog moet gebeuren wil op 1 januari 2015 ieder kind de juiste zorg, op de juiste plek, op de juiste tijd krijgen.


zaterdag 5 oktober 2013

Leren van calamiteiten in de jeugdzorg, over donuts en andere zaken


Op 23 september j.l. was ik op het symposium "Leren van calamiteiten". De bijeenkomst werd georganiseerd ter gelegenheid het 25-jarig bestaan van de Inspectie Jeugdzorg en de 10 jaar bestaande samenwerking van de STJ-inspecties (Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Rode draad van de bijeenkomst was de vraag wat we kunnen leren van calamiteiten.

In maart 2013 heeft het samenwerkend toezicht jeugd het rapport leren van calamiteiten uitgebracht (zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/15/leren-van-calamiteiten.html). In dit rapport wordt de analyse beschreven van acht calamiteitenonderzoeken die in de periode 2011-2012 door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en STJ zijn uitgevoerd. Het betrof ernstige incidenten waarbij kinderen betrokken waren. Uit analyse van de onderzoeken kwam naar voren dat, hoewel elke casus verschillend is, er duidelijke patronen te herkennen zijn en algemeen geldende verbeterpunten te benoemen zijn.
Geconstateerde verbeterpunten:
1. De positie van ouders in het hulpverleningsproces.
2. De manier waarop signalen bij elkaar kunnen komen, onder andere door het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Professionals zijn terughoudend om te melden in de VIR.
3. Kennis en deskundigheid op het gebied van het herkennen en duiden van risicofactoren en bekendheid met de eigen signaleringstaak en die van ketenpartners.
4. Opnieuw inschatten van de veiligheidsrisico’s voor het kind bij veranderende gezinssituaties (-samenstelling) of leefomstandigheden.
5. Duidelijkheid ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij overdracht van de client.
Centraal in het rapport staat het begrip handelingsverlegenheid. Een onderwerp dat op het symposium centraal stond. Handelingsverlegenheid is een verzamelbegrip voor onder meer de schroom van professionals om (complexe) zaken, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling of seksueel misbruik, bespreekbaar te maken met ouders en kinderen en de mate waarin en de wijze waarop informatie tussen professionals en organisaties wordt uitgewisseld (niet actief, niet tijdig, onvolledig en onvoldoende).

De dag werd voorgezeten door Ruben Maes die de sprekers aan de tand voelde met kritische vragen. Na de opening van de bijeenkomst door Gemma Tielen hoofdinspecteur Inspectie Jeugdzorg en Esther Deursen, programmadirecteur Samenwerkend Toezicht Jeugd, volgden drie tafelgesprekken.

Tafelgesprek met professionals
Het eerste tafelgesprek was met een stafarts, een manager van het steunpunt huiselijk geweld, een jeugdrechter en een gezinsvoogd. In grote lijnen onderschreven zij het rapport. Er is inderdaad sprake van handelingsverlegenheid, hulpverleners zijn bang het lijntje met ouders te verliezen als ze melden, scholing is belangrijk en ook je collega's deelgenoot maken van je vermoedens. Vaak weten professionals niet wat ze moeten doen. Opvallend, want sinds 1 juli is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht en daarin staat exact beschreven wat een professional zou moeten doen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. De professionals gaven aan het belangrijk te vinden veiligheidsplannen op te stellen, bijvoorbeeld met behulp van de methode Signs of Safety, de hele familie of het netwerk erbij te betrekken en aandacht te besteden aan vaardigheden om dit zo concreet mogelijk met ouders te bespreken. Er moet veel meer met ouders gesproken worden en professionals moeten leren hoe je een melding kunt doen en daarbij toch contact kunt houden met ouders waarbij je de melding en je zorgen om de veiligheid bespreekbaar maakt. Voor zorgcontinuïteit is het van belang dat zaken goed op schrift staan als een casus wordt overgedragen, informatie delen is belangrijk en de professionals adviseerden steeds zaken waar je over twijfelt met collega's te bespreken en daarbij soms buiten de grenzen van je verantwoordelijkheid te treden als dat nodig is in het kader van de veiligheid van het kind. Ook pleitten zij voor registratie bij het AMK op basis van het kind en niet alleen van de melder en ook vragen en meldingen van broertjes en zusjes daarbij mee te nemen. Daardoor wordt sneller duidelijk dat er zorgen zijn over een gezin zijn en onderzoek noodzakelijk is.

Tafelgesprek met bestuurders
Vervolgens zaten een wethouder, een bestuurder van een scholengemeenschap, een bestuurder van het medisch centrum Haaglanden en een bestuurder van Bureau Jeugdzorg aan tafel. De bestuurders gaven aan dat het belangrijk is dat je medewerkers steunt als het misgaat, als ze tenminste de juiste stappen gezet hebben. Interessant om te horen was dat Medisch centrum Haaglanden werkt met een protocol voor het signaleren van kindermishandeling op basis van oudersignalen. Bijv. drugsmisbruik van ouders. En het protocol is effectief. Bij 91 procent van de kinderen die door de hulpverleners bij het AMK gemeld werden, blijkt de melding inderdaad terecht en driekwart van deze kinderen was eerder nog niet bekend bij het AMK. De betreffende ouders bleken zelfs vaak blij met de geboden hulp. De bestuurder van het onderwijs vertelde tenslotte dat ze bezig waren met trainingen vroegsignalering. Maar het onderwijs heeft het druk en op papier is alles wel goed geregeld, maar de praktijk blijkt lastig.

Tafelgesprek met de staatssecretarissen
Het laatste tafelgesprek was met de staatssecretarissen Teeven en van Rijn. Zij gaven aan dat de regels rondom privacy vaak minder een probleem zijn dan we denken, maar het is daarbij wel van belang ouders sneller te betrekken. Ook bleek dat het Bureau Jeugdzorg Tilburg zowel het kind als het hele gezin registreert en geen onderscheid maakt tussen consultatie, advies en meldingen, waardoor veel sneller duidelijk wordt als er zorgen zijn rondom een kind. Blijkbaar is dat dus wel mogelijk. Daarnaast werd ingegaan op de decentralisatie en de voordelen van samenwerking in multidisciplinaire teams waarbij het belangrijk is dat ook de GGZ participeert omdat die nu nog nog weinig informatie uitwisselt.

Donuts
Afsluiter van de bijeenkomst was Albert Jan Kruiter, onderzoeker van Instituut Publieke Waarden. Hij gaf aan de decentralisatie als positief te zien voor de aanpak van multiproblem gezinnen omdat de gemeentes naast jeugdbeleid ook over alle randvoorwaarden gaan: uitkering, huisvesting. Hij vertelde dat er multiproblem gezinnen zijn die meer dan 100.000 euro per jaar kosten en meerdere hulpverleners over de vloer krijgen die betaald worden uit meerdere potjes AWBZ, jeugdzorg, uitkering. De gemeentes hebben nu de kans dit met elkaar te verbinden en dit integraal aan te pakken. Tenslotte pleitte hij voor meer ruimte voor de professional. Hij vergeleek het met een donut: het gat is de professionele ruimte en het deeg de regels en de protocollen. Steeds willen we na incidenten dat gat dicht maken, we willen teveel regelen. Maar dat werkt niet. Het is belangrijk dat we integraal te werken, die professionele ruimte innemen en verantwoording afleggen aan collega's.

Dus wat leren we van calamiteiten? Overleggen met collega's, praten met ouders, nemen van verantwoordelijkheid, kortom benutten van het het gat in de donut.



maandag 23 september 2013

Van probleem- tot crimineel gedrag, preventie door vroeg ingrijpen


Op 12 september was ik op een interessant seminar met als titel van probleem- tot crimineel gedrag... of bijtijds stoppen? dat georganiseerd werd door het WODC en het Nationaal initiatief Hersenen & Cognitie.

De bijeenkomst werd geopend door Frans Leeuw directeur van het WODC. Doel van het seminar was het verbinden van wetenschappelijk onderzoek met de praktijk. De maatschappelijke kosten van anti-sociaal/deviant gedrag bedragen 17 miljard per jaar en op dit seminar was de vraag aan de orde hoe de neurowetenschap/neuropsychologie kan bijdragen aan preventie van criminaliteit onder jongeren.

De aftrap werd gedaan door Stephanie van Goozen die de huidige stand van het interdisciplinaire onderzoek naar relaties tussen sociale omstandigheden, ‘brains and cognitions’ én agressief gedrag toelichtte. Uit onderzoek blijkt dat 40 - 70% van de 8-jarigen met anti-sociaal gedrag dit gedrag ook vertoont als volwassene. De vraag is wat dit gedrag bij kinderen zo moeilijk veranderbaar maakt, hoe kun je de persistentie van gedragsproblemen verklaren?

Gezichtsherkenning
Het blijkt dat HALT-jongeren vergeleken met 'gewone' jongeren als hen plaatjes worden getoond van gezichten met emoties, de emoties zoals verdriet en angst niet herkennen. Ook jongeren met ADHD en CD (conduct disorder) zijn minder goed in staat tot empathie en hebben moeite met het inschatten van de consequenties van situaties. Van de jongeren die voor het eerst met justitie in aanraking komen, wordt een groot deel gediagnosticeerd als ADHD of CD. De oorzaak daarvan is enerzijds genetisch, maar ook familie-omstandigheden, temperament, kwaliteit van de verzorging, prenatale factoren (alcohol, drugs, medicijngebruik moeder), trauma's, depressie moeder e.d. zijn van invloed op de breinontwikkeling. M.a.w. een mix van biologische, sociale en emotionele mechanismen zijn bepalend voor het gedrag.
Met name de eerste 3 levensjaren zijn van belang en preventie van anti-sociaal gedrag moet zich daar op richten. Voorbeelden van interventies zijn 'een goed begin' en 'minding the baby'. Een interventie voor jongeren is training in emotieherkenning.In 3 weken leren jongeren wat een emotie is, wat het doet en herkennen ze angst.

De volgende sprekers waren Hannah Swaab en Rosaly Brandon. Zij deden verslag van de aanpak risicojongeren van de gemeente Amsterdam die bekend staat als PIT (preventief interventie team). Voorbeeldcasus was een jongen die op zijn 10e voor het eerst met justitie in aanraking was gekomen en tussen zijn 10e en 22e jaar nog eens 26 x voor steeds ernstiger delicten. Nu zat hij vast voor moord. Het op het 10e jaar starten van een criminele carriere is geen uitzondering en gepleit werd om vroeg te beginnen met signaleren.In Amsterdam inventariseren ze risicojongeren via signalen van basisscholen, leerplichtambtenaren en broertjes en zusjes van de top 600 criminelen.Ze zoeken informatie in systemen, gaan op huisbezoek, zoeken contact met school en screenen de kinderen op sociale leerbaarheid. Op basis daarvan wordt passende hulp ingezet. Agressie betekent in feite dat er iets misgaat in de sociale ontwikkeling van een kind. De sociale leerbaarheid/ sociale informatieverwerking strekt zich uit over 4 coordinaten:
1. Snappen van sociale informatie
2. Sociaal perspectief nemen: mentaliseren en empathie
3. Sociale scripts: normen en waarden, regels
4. Zelfregulatie: sturen van gedrag
Met name empathiseren en mentaliseren (3) bleek laag te scoren en zelfregulatie (4) was bij allemaal verstoord. Goed nieuws is dat dat leerbaar is. Screening en maatwerk levert een specifieke aanpak op en uit onderzoek blijkt dat dat het meest effectief is. Door de screening kan bijvoorbeeld ook nog blijken dat het kind verstandelijk beperkt is, of moeite heeft met het herkennen van emoties. Van de broertjes en zusjes van de top 600 bleek 25% LVB (licht verstandelijk beperkt)N en een groot deel functioneerde beneden gemiddeld (IQ<100). Samen met ouders en kind wordt vervolgens een hulpvraag geformuleerd. Voor de hulp is geen begrenzing in duur en intensiteit, want criminaliteit kost ook veel geld. En als de hulp bij 17% van de jongeren effect heeft, zijn de kosten er al uit.

Vervolgens ging Maartje Schermer in op de ethische aspecten van beleid gericht op risicojongeren. De spanningsvelden tussen de veiligheid van het kind en de rechten van de ouders werden aangestipt en tussen het belang van de maatschappij versus het belang van het kind en het gezin. En de term risicojongeren, zijn dat jongeren die risico lopen of een risico vormen? Het risico van stigmatisering is hierbij groot. Belangrijke vragen waar niet 123 een antwoord op te geven is, maar waar je wel rekening mee moet houden.

Al met al een interessante middag, waarin duidelijk werd dat crimineel gedrag deels bepaald wordt door genen, maar dat er meer factoren van invloed zijn op de hersenontwikkeling en dat het mogelijk is het gedrag te beinvloeden door het stimuleren van sociale ontwikkeling waarbij het zaak is zo vroeg mogelijk daarmee te beginnen. Een ontwikkeling die goed past in de nieuwe jeugdwet, waarin alle jeugdhulp overgaat naar de gemeenten en er meer nadruk komt op preventie.




maandag 16 september 2013

Effectieve jeugdbescherming: vraaggericht werken en betrekken van het netwerk


Op 10 september j.l. was ik op het Congres Effectieve jeugdbescherming dat werd georganiseerd door de Hogeschool Leiden vanuit het lectoraat Jeugdzorg en Jeugdbeleid.

De bijeenkomst werd geopend door Adri van Montfoort, lector Jeugdzorg en Jeugdbeleid. Hij vertelde dat de resultaten van het project Verve in Overijssel en RAAK-project 'Kinderbescherming Thuis' tijdens deze dag centraal stonden. Doel van deze projecten was een bijdrage te leveren aan het professionele handelen en een radicale vernieuwing van de jeugdbescherming werd nagestreefd. Hij ging niet in op de inhoud van beide projecten, dat kwam later aan bod, maar wist wel te vertellen dat de projecten aansloten op de nieuwe jeugdwet en gebruik maakten van de eigen kracht van gezinnen.
In leerbijeenkomsten werden de hulpverleners gecoacht om feiten vast te leggen alvorens normen te stellen en een aanpak te kiezen. Bij het beoordelen van gezinnen en het kiezen van een aanpak werd uitgegaan van vier vensters:
1. Wie zijn deze mensen?
Bijv. Welke mensen vinden het belangrijk dat het goed blijft gaan?
2. Wat zijn de feiten?
Concretiseren van bronnen. Herhaaldelijke waarneming is sterker dan eenmalige waarneming. Schrijf letterlijk op wat de mensen zeggen
3. Hoe wegen we de situatie?
4. Wat zijn de volgende stappen?

Vervolgens nam Wim Slot, hoogleraar Jeugdbescherming aan de VU, het woord. Hij ging in op het begrip veiligheid en koppelde het aan ontwikkeling. Het gaat er niet alleen om of een kind zich in een bedreigende opvoedingssituatie bevindt, maar ook of het kind in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.

Het een en ander werd geillustreerd door de DVD 'Veiligheid en Regie' die vervolgens vertoond werd. De dvd wordt gebruikt als lesmateriaal. In deze dvd werden drie situaties vertoond uit de projecten. Voorbeelden waarbij veiligheid werd gerealiseerd en toch de regie bij de ouders bleef liggen. Een mooi voorbeeld was hoe een gezinsvoogd kinderen uit huis geplaatst had en al die tijd toch een goed contact met de moeder had gehouden. Belangrijk daarbij was dat de gezinsvoogd toegankelijk, open en duidelijk was en zowel het perspectief en de wensen van de moeder als de kinderen duidelijk in beeld had gebracht. Door met de moeder te bespreken wat de kinderen hadden verteld, werd de uithuisplaatsing voor haar acceptabel. Ook was een Eigen Kracht Conferentie georganiseerd waardoor het netwerk betrokken werd om het gezin te ondersteunen. Regie bij de cliënten en betrekken van het netwerk blijken twee essentiele onderdelen van effectieve hulp.

Vervolgens was het woord aan Fiet van Beek, bestuurder van de Eigen Kracht centrale. Fiet moest helemaal niets hebben van de term eigen kracht die momenteel zoveel gebezigd wordt. Het liefst had ze de naam van haar organisatie veranderd. 'Iedereen heeft de mond vol van eigen kracht', zei Fiet. 'Bedoeld wordt jij moet zelf doen wat wij niet kunnen financieren'. Vervolgens hield Fiet een betoog voor het inzetten van Eigen Kracht conferenties. Inmiddels zijn er in Nederland 8000 conferenties geweest, waarin 98% een door de jeugdbescherming geaccepteerd plan gemaakt heeft en uit onderzoek van de VU Amsterdam bleek dat na 9 maanden de gezinnen minder zorgpunten hadden, meer sociale steun en het gezin meer regie had. Al met al goede resultaten.

Na de lunch werd dieper ingegaan op de praktijk van het project Verve. En ook hier werd weer duidelijk naar voren gebracht dat effectieve hulp staat of valt met ouders steeds helder en duidelijk vertellen wat de zorgen zijn, keuzemogelijkheden voorleggen waardoor ouders zeggen ze hebben geluisterd en gekeken wat mogelijk was. Samenwerken met ouders, luisteren en een oplossing zoeken in het netwerk maakt dat oplossingen ook landen. Veiligheid lijkt toe te nemen met het betrekken van het sociale netwerk.

Conclusie: effectieve hulp is vraaggericht werken (Welling 2002) in combinatie met betrekken van het netwerk.







maandag 26 augustus 2013

Kleine gids kindermishandeling, handig boekje voor scholen die werken met de meldcode



Ongeveer 119.000 kinderen worden jaarlijks slachtoffer van kindermishandeling. Al deze kinderen zitten op school. Toch komen er relatief weinig meldingen van scholen. Ze komen wel in aanraking met vermoedens van kindermishandeling maar vinden het moeilijk om in actie te komen. Vaak zijn de signalen niet helder en ook zal het kind vaak niet uit zichzelf vertellen dat het mishandeld wordt of wat het thuis meemaakt. Het is bovendien een zware beschuldiging voor ouders, die schadelijk kan zijn als het niet juist blijkt. Maar nog schadelijker is om niets te doen terwijl er wel sprake is van kindermishandeling. Vanaf 1 juli zijn beroepskrachten verplicht een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring.

In maart 2013 verscheen de derde herziene druk van De kleine gids kindermishandeling, achtergronden, signaleren en de meldcode en met de meldcode die nu verplicht is, komt dit op het juiste moment. de publicatie heeft als ondertitel- moeilijke zaken makkelijk uitgelegd - en dat klopt. De gids biedt een schat van informatie voor professionals die geconfronteerd worden met vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het boek start bestaat uit 4 delen. Deel 1, de achtergronden van kindermishandeling met een overzicht van de geschiedenis van kindermishandeling, het wettelijk kader, de huidige aanpak en hoe vaak het voorkomt. Deel 2 gaat in op de vormen, oorzaken en gevolgen van kindermishandeling,deel 3 op de aanpak van kindermishandeling en deel 4 tenslotte op de keten van kindermishandeling.
Met name deel 3 is erg interessant, enerzijds omdat het een helder overzicht van signalen geeft, anderzijds omdat het concrete handvatten geeft hoe te handelen bij vermoedens: er is aandacht voor de verplichte stappen bij de meldcode en stapsgewijs voeren van gesprekken met het kind en met de ouders, en de do's en dont's in deze gesprekken.

Al met al een handzaam en praktische publicatie waar scholen goed gebruik van kunnen maken bij de invoering van de meldcode.

maandag 8 juli 2013

Hoe bescherm je je kind tegen seksueel misbruik?

Het leed dat niet spreekt knaagt aan het hart tot het breekt (Shakespeare)



Kort geleden kreeg ik de publicatie Bescherm je kind tegen seksueel misbruik van Elisabeth Raffauf toegezonden om te recenseren. Iedere ouder wil zijn kind beschermen tegen seksueel misbruik, maar het kind waarschuwen voor enge mannen en ‘nee’ leren zeggen is onvoldoende.


In deze uit het Duits vertaalde publicatie wordt beschreven wat ouders wel kunnen doen. Ingegaan wordt op het feit dat de meeste daders bekenden zijn en benadrukt dat onzekere en onwetende kinderen meer gevaar lopen. Seksuele opvoeding, aandacht, contact, vertrouwen, serieus nemen van kinderen zijn de belangrijkste manieren om kinderen zelfvertrouwen te geven en onontbeerlijk als beschermende factor. Toch kan het gebeuren dat je kind misbruikt wordt en het is van belang alert te zijn op signalen en te weten wat te doen bij vermoedens. Het boek biedt duidelijke handvatten hoe kinderen dan te beschermen en onnodige paniekzaaierij te voorkomen. Tenslotte wordt ingegaan op verantwoord internetgedrag, tips van de politie en preventieprogramma’s.
De auteur is psycholoog en werkzaam bij een opvoedbureau waar zij groepen voor ouders van pubers, voor jonge meisjes en voor kinderen begeleidt.

Al met al een zinvolle publicatie voor ouders over bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik.

donderdag 27 juni 2013

Vindt de katholieke kerk verzet tegen fusie ernstiger dan seksueel misbruik van kinderen?


Laatst kreeg ik de publicatie de woede van Vlaanderen van Robert Lemm, & Mohamed El-Fers toegestuurd om te recenseren.
Het zoveelste boek over seksueel misbruik in de Katholieke kerk. Sinds eind twintigste eeuw heeft de kerk te maken met de onthulling van seksueel misbruik van minderjarigen door priesters. Het misbruik speelde zich vooral af in de vorige eeuw, maar kwam pas kortgeleden in volle omvang naar buiten. De kerk probeert de zaken zoveel mogelijk uit de openbaarheid te houden door plegers uit de wind te houden en doet niets voor slachtoffers. Zo ook in Vlaanderen. Meestal blijven de daders in de anonimiteit. Maar niet bisschop Vangheluwe. Hij bekent zijn neefje jarenlang misbruikt te hebben en geeft zelfs een televisie-interview. Daarmee haalt hij zich de woede van Vlaanderen op de hals en moet onderduiken. In deze publicatie wordt chronologisch en erg uitgebreid verslag gedaan van alle gebeurtenissen en de discussie in de media. Zo wordt gediscussieerd of de biecht geen middel is om daden te vergoelijken en zijn velen van mening dat de bisschop teruggezet moet worden naar de lekenstaat. Uiteindelijk gebeurt er helemaal niets, want de feiten zijn verjaard en de kerk neemt ook geen strafmaatregelen.

Het is verbazingwekkend hoe weinig de katholieke kerk doet voor slachtoffers en hoeveel ze er aan doen alles binnenskamers te houden en plegers te beschermen. En dat terwijl het voor slachtoffers zo belangrijk is erkenning te krijgen voor het leed dat hen is gedaan en dat zoveel inpact op hun leven heeft (gehad). Het gesprek hierover met vertegenwoordigers van de kerk kan helend werken. Dat tegen deze en andere priesters die kinderen hebben misbruikt geen maatregelen worden genomen is onvergefelijk. Zeker omdat in andere situaties de kerk wel degelijk stappen blijkt te nemen als hen iets niet bevalt. Zo dreigde in april j.l. het bisdom Den Bosch een priester en een diaken van de Antoniusparochie in Best uit de kerk te zetten. De twee werden eerder deze maand ontslagen omdat ze verantwoordelijk zouden zijn voor het verzet tegen een fusie met een andere parochie. Het uit de gemeenschap zetten, excommunicatie, is de zwaarste straf die door de kerk aan een katholiek kan worden opgelegd. Maar verzet tegen een fusie is toch niet ernstiger dan misbruik van kinderen? Het is toch niet zo dat bescherming van de kerk als instituut belangrijker is geworden dan de steun aan zwakkeren?

maandag 3 juni 2013

Loverboys en seksueel opvoeden met het vlaggensysteem



Op 23 mei was ik uitgenodigd door Stek Jeugdhulp op een studiedag over loverboys en het vlaggensysteem. Door het Samsonrapport 'Omringd door zorg, toch niet veilig' is duidelijk geworden dat kinderen die uit huis zijn geplaatst door de kinderrechter niet altijd de bescherming tegen seksueel misbruik krijgen, die ze nodig hebben. Overheid, instellingen en pleegzorg zijn daarin in het verleden tekort geschoten. Eerst omdat men geen notie had van misbruik van de kinderen; later is er sprake van een gebrek aan professionaliteit en durf om zaken aan te pakken. Als gevolg van dit rapport zijn jeugdzorginstellingen bij zichzelf te rade gegaan hoe ze de kinderen die aan hen toevertrouwd zijn beter kunnen beschermen. Hoe realiseer je een cultuur in de instelling of het pleeggezin waarin seksualiteit en seksueel misbruik bespreekbaar is, hoe bescherm je kinderen, maak je ze weerbaar en draag je zorg voor een gezonde seksuele ontwikkeling?

Deze studiedag werd begeleid door Anoushka Boet van Movisie en er waren zowel gedragswetenschappers als pedagogisch medewerkers aanwezig. Anoushka begon met een algemene inleiding over de rijksbrede aanpak van de loverboy problematiek ( preventie, opsporing en vervolging, bescherming van slachtoffers). In de praktijk blijkt het lastig goed zicht te krijgen op de problematiek en zij gaf aan dat het nuttig kan zijn met de politie in gesprek te gaan bij vermoedens. Aangifte ligt vaak lastig omdat slachtoffers zichzelf niet zo zien en de aangiftebereidheid laag is. Loverboys richten zich op kwetsbare jongeren en proberen hen te isoleren. Belangrijk is om als hulpverlener contact te houden met de jongere, ook als deze al in de prostitutie zit.

Daarna maakte Anoushka een overstapje naar het vlaggensysteem met een quiz met vragen over seksueel gedrag van jongeren in Nederland gebaseerd op onderzoek uit 2012 naar seks onder je 25e. Hoewel alle deelnemers met jongeren werken waren zeker niet alle antwoorden goed. Wel belangrijk om te weten wat leeftijdsadequaat seksueel gedrag is als je een oordeel over seksueel gedrag wilt geven. Het vlaggensysteem is een manier om te bepalen of het seksuele gedrag grensoverschrijdend is.
Met behulp van het vlaggen systeem kun je met kinderen en jongeren praten over seksualiteit en ook in een team is het een goed handvat om met elkaar te praten hoe we er mee omgaan en objectievere normen te stellen, kaders te scheppen en seksueel gedrag te duiden.
Of een seksueel gedrag grensoverschrijdend is wordt bepaald met zes handvatten
1. Toestemming: willen ze het allebei?
2. Vrijwilligheid: is er sprake (geweest) van geweld, dwang en manipulatie?
3. Gelijkwaardigheid: is er iemand die de ander de baas is?
4. Wat past bij de leeftijd en de ontwikkeling?
5. Wat past bij de situatie? Stoort, beledigt, of choqueert het iemand?
6. Zelfrespect: schaadt het gedrag iemand zelf of de ander?

Op basis van het antwoord op deze vragen wordt het gedrag beoordeeld als OK groene vlag, twijfels/net over de grens gele vlag, niet OK rode vlag en helemaal niet OK zwarte vlag. Ter ondersteuning van het antwoord op vraag 4 is er een normatieve lijst gebaseerd op bestaande literatuur over seksuele ontwikkeling ingedeeld in leeftijdfases.
Daarna zijn we in groepen aan de slag gegaan met het beoordelen van een aantal situaties die op plaatjes waren afgebeeld en het vlaggensysteem bleek daarbij een nuttig instrument. De aanwezige groepswerkers en gedragswetenschappers waren het er over eens dat het helpt de emoties te hanteren die seksueel grensoverschrijdend gedrag oproept, het gesprek erover rustiger en neutraler maakt en het praten over seksualiteit en grenzen stimuleert.

De studiedag werd afgesloten met een bijdrage van Anke van Dries van het prostitutie maatschappelijk werk, een organisatie die iedereen ondersteunt die contact heeft met jongeren die (mogelijk)tot prostitutie worden gedwongen.

Al met al een interessante studiedag en voor wie nieuwsgierig is geworden naar het vlaggensysteem, overweegt het in te zetten en behoefte aan meer informatie:
http://www.seksueelgeweld.info/signaleren/leren_signaleren/het_vlaggensysteem
of contact wil leggen met het prostitutiemaatschappelijk werk? http://www.humanitaspmw.org/

maandag 20 mei 2013

Hoe een musical is ingezet voor het herstel van cliënten in de maatschappelijke opvang



De maatschappelijke opvang is al een tijdje bezig met de invoering van Herstelwerk. Veel instellingen zijn op de goede weg, maar met een aantal krachtprincipes is tot op heden nog niet zoveel gedaan. Met name het krachtprincipe Werken in de natuurlijke omgeving en de inzet van De samenleving als hulpbron heeft nog veel aandacht nodig.
Een goed voorbeeld van het gebruik maken van deze principes hoorde ik van een groepswerker die bezoek aan een musical hier voor inzette.


Op een rustige zaterdagavond had de groepswerker tal van bedrijven aangeschreven met het verzoek om gratis kaartjes voor onze cliënten. Hij stelde een mail op die aansloot op het aanbod en onderbouwde het verzoek met argumenten zoals: dat het voor onze cliënten echt iets bijzonders zou zijn als ze een keer zouden kunnen gaan, ze zijn nu goed bezig en een mooie stimulans om daar aan mee te kunnen doen, dat ze er geen geld hebben etc. Zo wist de groepswerker bij een aantal bedrijven kaartjes te regelen. Bedrijven willen best graag eens iets maatschappelijk verantwoords doen volgens en als het niet teveel narigheid oplevert is dat een goede reclame.

Zo wist de groepswerker bijvoorbeeld kaartjes te regelen voor een populaire musical. Hij had de trailer laten zien aan twee cliënten, die er helemaal gek van waren. Maar hij had bij één van de twee als voorwaarde gesteld dat hij zich wel moest houden aan het methadonprogramma. Op een ochtend dat de cliënt nog in bed lag en zijn afspraak bijna zou missen, hoefde de werker hem maar te bellen en de tune van de voorstelling te laten horen om hem als een speer uit zijn bed te krijgen, waardoor hij nog net op tijd was voor zijn methadon.

De avond zelf was ook een hele belevenis. De groepswerker had met de cliënten afgesproken dat ze eerst even goed gingen douchen en nette kleren aantrekken, voordat ze naar de voorstelling gingen. ‘We willen natuurlijk niet opvallen, wij zijn daar de gast net als al die andere mensen.’ Dus zij op pad. Voor de cliënten was het al heel bijzonder om weer eens in een auto te zitten. Eén van de cliënten had nog bijna nooit in een auto gezeten, behalve dan in een politiebusje.
Bij het theater aangekomen ging de groepswerker zijn jas ophangen. De cliënten vonden het maar vreemd. ‘Een jas inleveren en dan een euro betalen?’ De groepswerker legde uit dat ze op je jas passen en je hem aan het eind weer terugkrijgt. Uiteindelijk leverde één cliënt zijn jas in en de andere hield hem aan. Ze genoten van de voorstelling en nog dagen erna hadden ze het erover.
Ook de ouders van één van de cliënten waren enthousiast. ‘Eindelijk horen we eens iets positiefs, bedankt dat je met hem op stap bent geweest,’ zeiden ze. En dat terwijl de werker zelf ook een superleuke avond gehad had.
Hij bedankte de organisatoren van het theater per mail voor de leuke avond, postte een positief berichtje op facebook en zo was iedereen tevreden.

Gewone dingen doen met cliënten, dingen die voor ons normaal zijn en voor jezelf als hulpverlener ook leuk om te doen, maar voor cliënten heel bijzonder zijn, dat is het werken in de natuurlijke omgeving. En in de samenleving zijn blijkbaar genoeg hulpbronnen, je moet ze alleen zien te vinden.

maandag 6 mei 2013

Geef mij een signaal. Een meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld



Laatst kreeg ik van Biblion de publicatie Geef mij een signaal. Een meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld van Marjolijn Rijskamp, Barbara Dekker en Trijntje Roggen toegestuurd om te recenseren. Deze publicatie heeft de Horizon-studieprijs ontvangen die jaarlijks wordt uitgereikt voor de beste doctoraalscriptie op het gebied van de jeugdzorg.

Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks rond de 100.000 kinderen worden mishandeld. Vanaf 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren verplicht een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te hanteren bij signalen van geweld. Onderzoek heeft uitgewezen dat professionals, die werken met een meldcode, 3 keer zo vaak ingrijpen als collega's die zo'n code niet gebruiken. Een meldcode bevat een stappenplan met richtlijnen voor het handelen bij vermoedens.
In deze publicatie wordt verslag gedaan van een praktijkonderzoek naar de ontwikkeling van een meldcode bij de Maatschappelijk Juridische Dienstverlening (MJD) te Groningen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar een risicotaxatie-instrument voor het beoordelen van de kans op het (opnieuw) voorkomen van verwaarlozing, mishandeling of misbruik. Risicotaxatie kan gebruikt worden in de meldcode wanneer beoordeeld moet worden of er een risico bestaat op kindermishandeling.
Een interessante scriptie die inzicht geeft in de ontwikkeling van een meldcode en de verschillende risicotaxatie-instrumenten die je daarbij kunt inzetten met een helder overzicht van de overeenkomsten en verschillen ertussen.

maandag 15 april 2013

De effectiviteit van de residentiële jeugdzorg



Vorige week stuurde Biblion me de publicatie De effectiviteit van residentiële zorg. Een follow-up-studie onder ex-bewoners van het Leerhuis van Marjolein Baan en Jan Janssens toe. Jaarlijks wordt de Horizon-studieprijs uitgereikt voor de beste doctoraalscriptie op het gebied van de jeugdzorg. Aan de prijs is o.a. de uitgave van de scriptie verbonden.
In deze publicatie wordt verslag gedaan van praktijkgestuurd effectonderzoek bij het Leerhuis, een residentiële voorziening voor jongeren van 15 tot en met 18 jaar.

Jaarlijks maken ongeveer 25.000 jongeren in Nederland gebruik van de residentiële jeugdzorg. In dit onderzoek wordt aan de hand van reden beëindiging hulp (inclusief zwaarte vervolghulp), cliënttevredenheid en mate van functioneren in de samenleving onderzocht of deze jongeren baat hebben gehad bij de hulp. Ook wordt aandacht besteed aan de doelgroepomschrijving. Met behulp van dossieranalyse (N=27) en gestructureerde vragenlijsten (N=15) zijn gegevens verzameld. Bij de beschrijving van de resultaten wordt de verbinding gelegd met eerder onderzoek in de residentiële jeugdzorg. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek in de residentiële jeugdzorg dat 83 tot 100% van de jongeren al eerder hulp heeft gehad en in dit onderzoek is zelfs 81,5% van de jongeren al eerder uit huis geplaatst. Het gevonden percentage pedagogische onmacht van 92% in het gezin van herkomst, is ook in overeenstemming met de literatuur. En geconstateerd wordt dat voortijdig vertrek van jeugdigen een belangrijk probleem is in de residentiële zorg dat meer aandacht behoeft. Verder worden heldere aanbevelingen gedaan voor verbetering van de kwaliteit van de zorg, zoals bijvoorbeeld bij de plaatsing van de jongeren beginnen met een inventarisatie van het sociale netwerk. Hoewel het onderzoek een beperkt aantal jongeren betreft, is het met name door de verbinding met eerder onderzoek, een interessante studie naar de effecten van residentiële zorg.

dinsdag 2 april 2013

Kindermisbruik & macht



Kortgeleden kreeg ik de publicatie Kindermisbruik & macht van Karel Pyck toegezonden om te recenseren voor Biblion. Karel Pyck doceerde van 1970 tot 2001 kinder- en jeugdpsychiatrie aan de KU Leuven en was medeoprichter van het Leuvense vertrouwensartscentrum Kind en Gezin in Nood.

Het boek wordt ingeleid door professor dr. Manu Keirse, die de kern van de problematiek als volgt samenvat:
Daders, omstanders en slachtoffers hebben vaak samengespannen in ontkenning of verdringing, en hebben zo het misbruik kansen gegeven voor herhaling.

In deze publicatie gaat Pyck -met hier en daar een uitstapje naar Oude Pekela en Marc Dutroux- vooral in op op seksueel misbruik in de kerk. Vanaf 1981 komen de eerste meldingen van seksueel misbruik in de kerk in de media, te beginnen met Noord-Amerika. Een golf van meldingen verspreidt zich langzaam over de hele wereld. Vanaf 2010 slaat dit over naar België en Nederland. De auteur doet verslag van tal van situaties waar seksueel misbruik door geestelijken gemeld is en de aanpak hierbij. Een aanpak die zich vooral kenschetst door pogingen de zaak toe te dekken en de betreffende geestelijke over te plaatsen. Hij gaat in op de mogelijke verklaringen voor deze golf van misbruik: het celibaat, de homo’s, de seksuele revolutie, het Vaticaan passeren de revue en hij bespreekt wetenschappelijk onderzoek over pedofilie. Tenslotte introduceert hij het begrip ‘backlash’, terugslag , de negatieve reactie op al deze aandacht voor seksueel misbruik waardoor twee kampen ontstaan, believers en disbelievers die slachtoffers al dan niet geloven. Hij pleit ervoor polarisering te vermijden, het gaat volgens hem er niet om of het seksueel misbruik waar of onwaar is, maar uit te zoeken wat er van waar is. Hij pleit ervoor dat de kerk moet niet alleen het seksueel misbruik aanpakken, maar ook de kerkelijke structuren en instellingen die het misbruik in de hand werken.

dinsdag 19 maart 2013

Borderlinepersoonlijkheidsstoornis, tussen begrijpen en begrenzen

Op 14 maart was ik bij een bijeenkomst van de Kenniskring Kindermishandeling in Leiden over de Borderline Persoonlijkheidsstoornis. Tussen begrijpen en begrenzen, was de titel van de bijeenkomst. Sprekers waren Monique Veerkamp (psychotherapeut en mindfulnesstrainer) en Naomi van der Ven (vaardigheidstrainer), beiden werkzaam bij het Centrum voor persoonlijkheidsstoornissen Jelgersma, onderdeel van Rivierduinen in Oegstgeest. Er was veel belangstelling voor de bijeenkomst, de zaal zat vol met hulpverleners uit de vrouwenopvang, jeugdzorg en de maatschappelijke opvang.
Het eerste deel van de bijeenkomst ging over de borderlinestoornis en het tweede deel over je rol hierbij als hulpverlener. In Nederland zijn er zo'n 100.000 tot 120.000 mensen met een gediagnosticeerde borderlinestoornis, waarvan 3 van de 4 vrouwen zijn. Borderline gaat vaak gepaard met andere problemen en stoornissen zoals depressie, angststoornis, eetstoornis, verslaving, PTSS, ADHD. Leven met een borderlinestoornis is pijnlijk. Borderline werd omschreven als een voortdurende ontregeling op het gebied van emoties, intermenselijk contact, zelfbeeld, gedrag en denken, een storm van emoties die iemands hele mens-zijn ontregelt. Een borderlinestoornis is deels aangeboren, deels een reactie op traumatische ervaringen. Zo heeft 50-70% van hen ervaring met seksueel misbruik. Mensen met borderline worden vaak manipulatief genoemd o.a. doordat ze automultileren en/of zelfmoordpogingen ondernemen.De spreeksters benadrukten dat daar geen sprake van is. Het zijn enkel pogingen om de emoties de baas te kunnen. Automultileren is een manier om daar mee om te gaan. uit hersenonderzoek blijkt dat automutileren een effectieve manier is om de spanning omlaag te brengen. In de kliniek leren patiënten andere manieren om deze emoties te beteugelen. Het is dus niet zo dat deze mensen niet te behandelen zijn. Een combinatie van psychotherapie, sociotherapie, farmacotherapie, psycho-educatie, mindfulness, emotie-regulatie, leefstijl-ondersteuning en re-integratie-ondersteuning helpt. Daar hebben ze in Oegstgeest goede ervaringen mee. Alleen de behandeling is langdurig (3 jaar) en van de hulpverlener wordt kennis en vaardigheden verwacht op het terrein van mindfulness, intermenselijke effectiviteit, emotieregulatie en het verdragen van crisissituaties.
Al met al een interessante ochtend die meer inzicht in de borderlineproblematiek gaf en goed om als hulpverlener te weten dat mensen met een borderline stoornis niet zozeer bezig zijn om je te manipuleren, maar om hun emoties te reguleren. Dat geeft zeker mogelijkheden in het contact en meer ruimte bij het opbouwen van een goede werkrelatie.

maandag 4 maart 2013

Veiligheid en eigen kracht in de jeugdzorg. Een tegenstelling?



Bij de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten wordt de nadruk gelegd op het aanboren van de eigen kracht van gezinnen. Een prima uitgangspunt om de krachten en mogelijkheden van gezinnen en kinderen aan te boren en wat mensen zelf kunnen, zelf te laten doen. Het scheelt een hoop geld en van afhankelijkheid wordt niemand gelukkig.
Maar aan de andere kant is er de nadruk op veiligheid. We kunnen het niet verdragen als het mis gaat in een gezin, als ouders falen of jongeren overlast geven. Dan wordt geroepen om stevig ingrijpen. Meestal leidt dat tot nieuwe protocollen en regels. Als iedereen de regels volgt dan komt het wel goed, is de gedachte. Maar zo werkt het niet. De eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van professionals wordt er mee beperkt en daardoor kunnen professionals de eigen kracht van ouders, kinderen en hun omgeving onvoldoende benutten. Het zijn tegengestelde bewegingen: de nadruk op eigen kracht enerzijds en het aanscherpen van regels en protocollen anderzijds.
Niet alleen de eigen kracht van gezinnen moet worden aangeboord, ook de kracht van professionals moet worden ingezet. De kracht van professionals om op onconventionele wijze mensen te helpen en om aan te kunnen sluiten op wat deze kinderen en en dit gezin nodig hebben. Het is niet voor niks dat Signs of Safety zo'n succesvolle methode is om de veiligheid in gezinnen te bewerkstelligen. Het combineert de eigen kracht van gezin en professional en stelt veiligheid voorop. Professionals en ouders bouwen een samenwerkingsrelatie op en werken aan het zelfde doel. Signs of Safety is een oplossingsgerichte methode. Het oplossingsgericht werken is de manier om deze twee tegengestelde bewegingen - eigen kracht en nadruk op veiligheid - te combineren. Gezamenlijk kijken naar zowel problemen als sterke kanten in het gezin. Professionals moeten dan alleen niet beperkt worden, door regels en protocollen maar de mogelijkheid hebben om met ieder gezin die afspraken te maken, die nodig zijn. Zo hoeft veiligheid en eigen kracht geen tegenstelling te zijn.

maandag 18 februari 2013

Respect! Omgaan met allochtone jongeren op de middelbare school



Afgelopen weekend kwam ik op een verjaardagsfeestje een leraar geschiedenis van een middelbare school voor VMBO, HAVO en VWO tegen. 'Leuk' dacht ik. Ik vond vroeger geschiedenis één van de leukste vakken op school. Nou leuk vond deze leraar het nog wel, maar ook niet helemaal. Waar hij vooral mee worstelde was het les geven aan sommige Marokkaanse jongens. Sommige van deze jongens bleken moeilijk te bereiken, zich vooral terug te trekken in de eigen groep en lastig gedrag te vertonen. Hij haastte zich om te vertellen dat het zeker niet om alle Marokkaanse jongens ging, dat sommige het hartstikke goed deden, maar dat die wel weer veel problemen hadden met het vinden van stageplaatsen. Feit is dat discriminatie van allochtonen voorkomt en het is dan niet vreemd dat deze jongeren zich terugtrekken in de eigen groep. Een groep met eigen normen en waarden en dat leidt soms tot onaanvaardbaar gedrag. Ouders weten vaak niet wat ze uitspoken. De vraag is hoe je deze jongeren het beste kunt corrigeren. Corrigeren met behoud van contact, om hen een duwtje geven in de goede richting zodat ze niet hun leven verpesten, maar aan de slag gaan en laten zien dat zij wel wat waard zijn.
Dat deed me denken aan een boekje van Hans Kaldenbach uit 2008 dat nog steeds actueel is. Respect! 99 tips voor het omgaan met jongeren in de straatcultuur . Respect is een handleiding hoe om te gaan met jongeren ‘die zich niet laten corrigeren’. Besproken worden de verschillen tussen de straatcultuur en de burgerlijke cultuur, hoe deze met elkaar botsen en welke gevoelens dat oproept. Kaldenbach gaat in op de achtergronden van de straatcultuur en illustreert met behulp van tal van voorbeelden hoe je professioneel kunt reageren op jongeren met dit gedrag.
Hans Kaldenbach (1944) is werkzaam bij de Hogeschool Utrecht en is directeur van ACTA-Kaldenbach in Zeist. Hij geeft trainingen en lezingen over cultuurverschillen en over ’straatcultuur’ en heeft politieagenten, docenten en vele andere getraind in de moeilijkste buurten van Nederland. In het kader van een conferentie over de Brede School in het VO heb ik hem ook eens gevraagd voor een lezing en hij hield inderdaad een meeslepend betoog en gaf veel praktisch toepasbare adviezen. Dit boekje is nog steeds te bestellen en een echte aanrader voor docenten, hulpverleners, politieagenten, kortom iedereen die te maken heeft met lastige jongeren. Ook op zijn website zijn tal van tips te vinden om om te gaan met deze jongeren http://www.hanskaldenbach.nl

Tien tips van Kaldenbach om morgen al te doen:
1. Geef de hardste schreeuwer niet meteen alle aandacht. U zou dan inslijpen dat
intimideren, schreeuwen en bedreigen loont. Wacht even, ik kom zo bij je.
2. Leer jongeren de taalvolgorde ‘mijn vriend en ik’ in plaats van ‘ik en mijn vriend’. Zij leren
dan alledaags dat zij níet het centrum van de wereld zijn. Er is ook plaats voor anderen.
3. Leer jongeren denken vanuit het perspectief van de ander. Hoe zou hij dat vinden? Wat
zou dat voor haar betekenen?
4. Reageer op brutale opmerkingen niet met uw brutale tegen-opmerking. Houd de regie in
handen van beschaafde communicatie. Oppositionele jongeren verlokken u tot een
vechterige stijl van communiceren. Ga daar niet in mee.
5. Als u boos bent, let erop of u alleen het gedrag afwijst of ook de persoon. Vooral bij
jongeren die veel ‘respect’ nodig hebben (korte lontjes; kwetsbaar zelfwaardegevoel).
6. Leer kinderen dat ‘zwak-zijn’ mag. Je mag fouten maken, twijfelen, verdriet hebben, hulp
nodig hebben, homo zijn, een compromis aanvaarden, praten i.p.v. vechten, iemand vóór
laten gaan, etc.
7. Leer jongeren praten over gevoelens. Ook over hun ‘zwakke’ gevoelens zoals verdriet,
eenzaamheid, afwijzing, krenking, etc. Ze hoeven dan minder met stoer machogedrag
hun ‘zwakke’ gevoelens te overschreeuwen.
8. Over zelfbeheersing. Leef voor dat beheersing een teken van kracht is. Matig in eten en
drinken, beheerst in boos zijn, etc. Leer hen verstandig om te gaan met hun impulsen.
9. Zorg er elke les voor dat alle leerlingen zich welkom voelen.
10. Maak de klas tot een team. Wij van klas 2B helpen elkaar, wij doen zulke rare dingen
niet. Kwetsbare leerlingen hebben dat groepsgevoel nodig.

Dus docenten, laat de moed niet zakken en kijk hoe je met behulp van deze tips met elkaar deze jongeren er weer bij kunt betrekken en enthousiast maken voor je vak, zodat ze later weer tegen hun kinderen zeggen 'geschiedenis dat vond ik één van de leukste vakken op school'. Of wiskunde, biologie of wat dan ook.

maandag 4 februari 2013

Mijn leven is een verhaal. Schrijven tegen stress en depressie


Uit onderzoek blijkt dat schrijven helpt tegen stress en depressie. Mensen over zichzelf laten schrijven, is een doeltreffend antidepressivum, zo blijkt uit een experiment van de Universiteit Twente. De wetenschappers lieten mensen met klinisch relevante depressieve klachten een cursus autobiografisch schrijven en reflecteren volgen en zagen dat het aantal klachten sterk afnam. De klachten van de mensen die de cursus volgden, namen met zo’n 53 procent af.

Schrijven over een negatieve ervaring kan voor een langere tijd een positief effect hebben. In plaats van negatieve ervaringen telkens te herbeleven in je gedachten, word je door de ervaring op te schrijven gestimuleerd te reflecteren en herinterpreteren. ‘Wie zijn gevoelens in woorden vat is zijn emoties beter te baas’, volgens Mieras, wetenschapsjournalist.
Maar niet alleen voor depressieve klachten is schrijven zinvol, ook voor dakloze cliënten is schrijven een middel om even aan hun dagelijks leven te ontsnappen.

'Tegenwoordig schrijf ik
om eventjes uit het 'normale'
leven te kunnen stappen
zonder dat ik me daarvoor
hoef om te kleden'


schrijft Peter, een dakloze cliënt in het boek Mijn leven is een verhaal*

Niet alleen schrijven over negatieve ervaringen kan helpen, ook schrijven over positieve levenservaringen kan een positief effect hebben op je gemoedstoestand en fysieke gezondheid. Dat blijkt uit onderzoek van King, 2004*. Proefpersonen schreven drie dagen 20 minuten over de meest positieve ervaringen in hun leven. De resultaten? Een significant betere gemoedstoestand en ze bezochten significant minder vaak een dokter, in vergelijking tot de controlegroep.

De opdracht die proefpersonen in het onderzoek kregen:
Denk aan de meest prachtige ervaring of ervaringen van je leven, de gelukkigste momenten, extatische momenten, momenten van grote vreugde, misschien omdat je liefde voelde of omdat je naar muziek luisterde of omdat je opeens werd geraakt door een boek of schilderij of een ander creatief moment. Kies 1 moment of ervaring. Neem dat moment zo specifiek mogelijk in gedachten, met alle gevoelens en emoties die erbij hoorden. Schrijf zo gedetailleerd mogelijk over deze ervaring, inclusief alle gevoelens, gedachten en emoties die toen aanwezig waren. Doe je best om de gevoelens opnieuw te beleven. Op dag 2 en 3 kun je over dezelfde of over een andere prachtige ervaring schrijven.

Wat let je om zelf de effecten van deze opdracht eens uit te testen en vervolgens ook je cliënten het eens te laten uitproberen?



* Uitgave Protestantse Diaconie Amsterdam 2010
* Uit Nieuwsbrief Doen Wat Werkt 274. http://noam-nieuwsbrief.blogspot.nl/2013/01/nieuwsbrief-doen-wat-werkt-274.html

maandag 21 januari 2013

Waar bemoeit u zich mee!? Morele dilemma's van de Raad voor de Kinderbescherming


Een paar weken terug kreeg ik van het landelijk bureau van de Raad voor de Kinderbescherming het boek Waar bemoeit u zich mee!? Morele dilemma's in het werk van de Raad voor de Kinderbescherming van Wim Theunissen toegestuurd.

De Raad van de Kinderbescherming grijpt in in het belang van het kind bij gezinnen waar het kind niet veilig is. Maar wat is het belang van het kind? En wat is veilig? Teunissen noemt 'het goede' als richtsnoer van het handelen van de Raad. Maar het goede verandert steeds. Waar voorheen het geen enkel probleem was dat ouders hun kind sloegen om het te straffen en dit als een prima manier van opvoeden gezien werd, is dat nu niet meer aan de orde. Of een discussie die nu speelt als ouders heel veel roken waar de baby bij is. Vroeger heel normaal. En nu ook niet verboden, maar iedereen weet dat het slecht is voor de gezondheid van kinderen. In hoeverre speelt zoiets mee in de beslissing van een raadsonderzoeker om al dan niet een ondertoezichtstelling aan te vragen?
Teunissen gaat er vanuit dat vrijwel iedere ouder het beste voor heeft met zijn kind. Ouders hebben het recht hun kind op te voeden op een manier die zij goed vinden. En toch kan wat een ouder normaal of goed vindt, niet goed of zelfs rampzalig zijn voor een kind. Dus wat is 'het goede' en goed voor wie? In deze publicatie worden deze vragen verkend en wordt aan de hand van praktijkvoorbeelden een licht geworpen op de morele dilemma's waar een raadsonderzoeker voor komt te staan. Ingegaan wordt op de opvoeding en de botsing van grondrechten tussen het recht van kinderen om veilig op te groeien en het recht van ouders om hun kind op te voeden zoals zij dat willen.
Vervolgens gaat Teunissen in op de Raad voor de Kinderbescherming als sterke arm van de staat. De Raad heeft een monopoliepositie als het gaat om de vraag wanneer de opvoeding niet meer goed genoeg is en kan dan ingrijpen. Kritische zelfreflectie en het organiseren van tegenspraak is volgens Teunissen noodzakelijk zowel voor individuele raadsonderzoekers als over het beleid van de organisatie. Hij pleit voor openheid en transparantie. Een prima standpunt en ik ben benieuwd in hoeverre de Raad daar in de toekomst vorm aan gaat geven. Momenteel horen we alleen af en toe wat over de Raad via de media. Het betreft dan vaak incidenten en je kunt niet goed beoordelen wat er precies aan de hand is, omdat de Raad in het kader van de privacy van cliënten niet op de zaak in kan gaan. Het werk van de Raad is vrij onzichtbaar. De discussie over morele dilemma's vindt grotendeels achter de schermen plaats. Als de Raad het organiseren van tegenspraak serieus neemt is het van belang dat niet alleen professionals maar ook cliënten, cliëntenraden en 'gewone' ouders hier een belangrijke rol in spelen. En dan niet alleen op landelijk niveau, maar dicht bij de werkvloer 'tegenspraak' organiseren zodat managers en raadsonderzoekers direct met potentiële cliënten in discussie kunnen gaan en hun visie onderzoeken en aanscherpen.

maandag 7 januari 2013

De zin en onzin van cliëntenraden


Het hebben van een cliëntenraden is voor veel organisaties in de zorg wettelijk verplicht. Maar nog niet overal. Zo gebeurde laatst bij een organisatie dat bij de aanstelling van een nieuwe directeur de cliëntenraad werd opgeheven. 'De kosten staan niet in verhouding tot de baten', was de motivatie.
Het functioneren van de cliëntenraad is sterk afhankelijk van wat de bestuurder/directeur vindt van het belang van een cliëntenraad. Ook al is er nog zo'n fantastische ondersteuner aangesteld, als de bestuurder er niks mee heeft, is het water naar de zee dragen. De bestuurder moet het voortouw nemen om het belang van de cliëntenraad onder de aandacht te brengen in de instelling, advies vragen aan de cliëntenraad en deze adviezen gebruiken bij de ontwikkeling van nieuw beleid.
Het is niet altijd makkelijk om een cliëntenraad te organiseren en in stand te houden. Het kost tijd, geld, goede ondersteuning en vraagt erom hulpverleners te motiveren cliënten te informeren over het bestaan van de cliëntenraad en de mogelijkheid te participeren. Het is daarbij zaak kritische cliënten niet uit te sluiten, maar te motiveren hun mening om te zetten in daden en namens het belang van alle cliënten van de organisatie deel te nemen aan de raad.
Als een cliëntenraad zich kan verheugen op belangstelling van de bestuurder/directeur en als deze ook daadwerkelijk de cliëntenraad inzet om het perspectief van de cliënten te verhelderen, regelmatig vragen stelt aan de cliëntenraad hoe zij naar bepaalde aspecten van de zorg kijken, aanschuift om met hen van gedachten te wisselen, dat alles helpt om een cliëntenraad in positie te zetten. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille: een bestuurder/directeur die het belang ziet van cliëntenparticipatie en zich inzet voor een goede cliëntenraad, weet wat voor cliënten belangrijk is en kan gebruik maken van die input en dat meenemen in het beleid. Een ondersteuner van de cliëntenraad kan de cliënten helpen hun mening te verwoorden en kan als brug tussen de cliëntenraad en de organisatie functioneren.
Eigenlijk is het vreemd dat sommige organisaties het nut van een cliëntenraad niet inzien, het zijn toch je klanten zou je zeggen. Een organisatie als Albert Heijn zorgt dat ze continue op de hoogte blijven van de wensen van hun klanten. 'Onze klanten komen niet geheel vrijwillig' zullen sommigen organisaties zeggen. Maar zeker bij cliënten die in een gedwongen kader komen (jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming) is het essentieel kritische reflectie op je handelen te organiseren. En daarbij wordt vaak naar iedereen gekeken: management, hulpverleners, ondersteunende diensten, wetenschappers, wie dan ook, maar de cliënt wordt daarbij nogal eens vergeten.