maandag 23 januari 2012

Seksueel misbruik in katholieke instellingen


In eerste instantie leek het Nederland voorbij te gaan en kwamen er alleen berichten over seksueel misbruik binnen de kerk uit Canada, de Verenigde Staten, Ierland en België. In het voorjaar 2010 werd duidelijk dat seksueel misbruik ook in katholieke instellingen in Nederland veel is voorgekomen. De Stichting Hulp en Recht ontving in korte tijd een kleine 2000 meldingen. De commissie Deetman concludeerde in haar eindrapport dat het misbruik van minderjarigen bekend was binnen de ordes en bisdommen en schat dat tussen 1945 en 1981 tussen de 10.000 en 20.000 minderjarigen in katholieke internaten, kindertehuizen, kostscholen en weeshuizen het slachtoffer zijn geworden van misbruik. Enkele duizenden van hen zouden zwaar seksueel zijn misbruikt. De kerk heeft geen antwoord op deze aanklachten. Er klinken verontschuldigingen, maar deze lijken meer een poging de schade te beperken dan dat er sprake is van empathie met slachtoffers.
Inmiddels zijn de feiten niet meer te ontkennen en verschijnen er publicaties over seksueel misbruik in de katholieke kerk. In mijn blog van 13 december 2010 besprak ik de publicatie seksueel misbruik in de katholieke kerk erkennen en verhinderen van Wunibald Muller, zeker interessant voor wie zich meer wil verdiepen in de aanpak van seksueel misbruik in de kerk.
Vorige week kreeg ik een andere publicatie over het onderwerp toegestuurd om te recenseren: Grensoverschrijdingen geduid. Over seksueel misbruik in katholieke instellingen van Erik Borgman, Rik Torfs e.a. Met deze publicatie willen de schrijvers wat uitgebreider ingaan op een aantal achterliggende kwesties. In negen artikelen gaan zij in de theologie en de geschiedenis op zoek naar perspectieven die oog hebben voor de slachtoffers (en de daders) maar ook met oog op de toekomst. De publicatie is ingedeeld in drie delen. Het eerste deel gaat in op seksueel geweld als ‘kwaad’ en de duiding daarvan, het tweede deel gaat in op de actualiteit en het derde deel op preventie. Hoewel een poging wordt gedaan een antwoord te vinden en een vergelijking met het niet ingrijpen van de kerk ten tijde van de jodenvervolging niet uit de weg wordt gegaan wordt de problematiek enigszins afstandelijk, vanuit het perspectief van de katholieke kerk benaderd. Er is weinig oog voor het slachtoffer en daardoor is de bruikbaarheid in de praktijk beperkt. Het blijft vooral bij duiding terwijl juist nu een voortvarende aanpak met adequate hulp aan slachtoffers gewenst is.

maandag 9 januari 2012

Jeugdzorg in het nieuws


Jeugdzorg is regelmatig negatief in het nieuws. Of het gaat om situaties waar jeugdzorg had moeten ingrijpen en dat niet heeft gedaan. Denk aan Savanna en het Maasmeisje, die het met de dood hebben moeten bekopen. Of jeugdzorg heeft te snel ingegrepen en er is niets aan de hand. De ouders kunnen prima voor hun kind zorgen, zoals de verstandelijk gehandicapte ouders van baby Hendrikus.
Nieuws is zelden genuanceerd...
Professionals in de jeugdzorg bevinden zich in een lastige positie: enerzijds krijgen ze te horen dat ze zich er niet mee moeten bemoeien, dat het prima gaat in het gezin, dat uithuisplaatsing overdreven is, anderzijds krijgen ze zeker als het mis gaat de vraag: Waarom heb je niet ingegrepen, waarom heb je dit kind niet uit huis gehaald, weg van deze verschrikkelijke ouders? De gezinsvoogd staat voor de buitengewoon moeilijke keuze tussen een uithuisplaatsing die voor zowel kinderen als ouders traumatisch is of het kind thuis laten met alle risico’s van dien. Kinderen willen niet uit huis, ze willen dat de mishandeling of verwaarlozing stopt. Jeugdzorgwerkers hebben ruimte nodig om creatief en flexibel te zijn, om die hulp in te zetten die nodig is voor dit kind en dit gezin. Niet de regels en procedures staan centraal, maar het kind en de ouders. Het management moet hen daarin steunen. Een organisatie neerzetten die voorwaardenscheppend is voor hulpverleners, zodat zij hun werk zo goed mogelijk kunnen doen, een organisatie met een duidelijke visie op de hulp aan de cliënt, een visie die medewerkers bindt en hen kaders en steun geeft om zo goed mogelijk om te gaan met de dilemma’s waarvoor ze komen te staan. Waar medewerkers oog hebben voor veiligheid en de ontwikkeling van het kind, maar ook voor de positieve aspecten en mogelijkheden van de ouders, de jeugdige en de opvoedingssituatie.
Hulp die aansluit bij de behoefte van de cliënt en die werkelijk verschil maakt. Daarover schreef ik al in 2003 in het boek vraaggericht werken in de jeugdhulpverlening (Lemma). Wat dat betreft is er weinig veranderd, dus laten we in 2012 ons opnieuw voornemen beter te luisteren naar cliënten, maar nu ook eens aan tevreden cliënten te vragen wat het meest heeft geholpen en waarom. Want het wordt tijd voor goed nieuws.