maandag 27 februari 2012

Het effect van het meten van effectiviteit in de zorg


Op 10 februari was ik op een interessante studieochtend van het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland (SEJN). Centrale vraag op deze ochtend was: hoe kan je wat je meet, benutten om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren? Want meten is misschien wel weten, maar betekent zeker niet altijd wat doen met deze kennis.
Na een inleiding wat het SEJN precies is, kwam professor Jan Willem Veerman aan het woord. Hij gaf een overzicht van de verschillende soorten metingen en vertelde over de onvrede van top-down invoering van metingen. Onvrede die bij werkers ontstaat omdat het niet gaat over de voortgang van individuele cliënten, niet gegeneraliseerd kan worden naar de praktijk en evidence-based interventies ook niet bij iedereen helpen, schatting 50% vooruit, 40% gelijk en 10% achteruit (Lambert e.a.) was lager dan ik had verwacht.
Maar daarna kwam hij met beter nieuws. Doordat behandelaars uitkomsten van vragenlijsten met cliënten gingen bespreken kregen ze:
- sneller samen met hun cliënten een gezamenlijk gedragen beeld van de aard en de ernst van de problemen en betere afspraken over behandeldoelen
- sneller een goede werkrelatie
- in kortere tijd betere behandelresultaten
- minder uitval
Logisch eigenlijk dat als je met je cliënt overeenstemming hebt over problemen en doelen de hulp meer effect heeft. Belangrijk is wel de manier waarop je de resultaten bespreekt. In het vervolg van de ochtend werd door mevrouw Kramer van Altra een bespreekstramien aangereikt om de uitkomsten met cliënten te bespreken vanuit een empathische oplossingsgerichte houding aan de hand van de volgende vragen:
1. Herkennen: herkent u de uitkomsten?
2. Verklaren: kunt u de uitkomsten verklaren?
3. Beoordelen: wat vindt u van de uitkomsten?
4. Handelen: zijn er verbeteracties nodig?
Maar ook het bespreken van de resultaten met hulpverleners heeft positieve effecten als het wordt benut om hen te ondersteunen in het hulpverleningsproces.
Iedereen die moeite doet om een lijst te (laten) vullen heeft immers recht op een gesprek over het resultaat, zowel cliënten als hulpverleners. Dat heeft een positief effect op de hulp en dat het ook nog bruikbaar is voor externe verantwoording is mooi meegenomen :)

maandag 13 februari 2012

Gemeente heeft regierol bij aanpak van vrouwenhandel


Op 24 januari was ik op de kennisbijeenkomst Geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit georganiseerd door het Congres- en Studiecentrum VNG. Opvallend was dat ik zo ongeveer de enige deelnemer uit de hoek van de hulpverlening was, die op deze bijeenkomst was afgekomen. Deelnemers waren vooral afkomstig van de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten.
De inleiding werd gehouden door Professor Cyrille Fijnaut. Hij vertelde over het project Emergo, een project in Amsterdam waarbij de georganiseerde misdaad op de wallen is aangepakt. In het Parool verschijnt hier over momenteel een serie artikelen onder de noemer De sluipende herovering van 1012, het Wallengebied. Startpunt van Emergo was het rapport van van Traa (1996) waarin geconstateerd werd dat een groot gedeelte van de het Wallengebied in handen was van criminelen. Zij bezaten sekswinkels, coffeeshops, bordelen en horecazaken en gebruikten die onder meer om geld wit te wassen. Daarnaast constateerden zij dat veel vrouwen niet vrijwillig achter de ramen zaten (een bekend sprookje dat zelden werkelijkheid is), maar dat deze vrouwen door vrouwenhandelaren werden gedwongen om te werken. Door een gestructureerde geïntegreerde aanpak van het OM, de gemeente, politie, de fiscus en het Ministerie van Justitie is het gebied in kaart gebracht en is met behulp van zowel strafrechtelijke als bestuurlijke maatregelen het gebied 'heroverd'. Nauw samenwerken, gegevensuitwisseling en een gemeenschappelijke probleemstelling met urgentie 'does the trick' volgens Fijnaut. Fijnaut kon er meeslepend over vertellen, maar opvallend was dat samenwerking met de hulpverlening niet genoemd werd en dat de rol van het slachtoffer volledig buiten beeld bleef.
In de workshop integrale aanpak van mensenhandel in Alkmaar van drs. M. van Sprang, later in de ochtend, was daar wel aandacht voor. Hij legde veel nadruk op de samenwerking tussen zorg, politie en gemeente. Het gaat om vertrouwen opbouwen, zei hij. De aanpak in Alkmaar omvat zowel preventie (bijvoorbeeld voorlichting aan potentiële slachtoffers), signaleren (onderzoek naar escort adverteerders), tegenhouden (bijvoorbeeld aanhouding onder een verkeerde noemer van dader en slachtoffers, weigeren vergunningen), repressie als nazorg voor het slachtoffer. En ook hier weer werd gepleit voor het gebruik van zowel bestuurlijke als strafrechtelijke maatregelen. Kijken wat het beste werkt. Als ze bijvoorbeeld geen huiszoekingsbevel krijgen kijken ze of op basis van controle van de gemeenteadministratie een pand kan worden betreden. En als je daar dan zaken aantreft die op mensenhandel wijzen kan de politie het overnemen. Als je de grote jongens niet strafrechtelijk kunt aanpakken, kun je ze misschien een belastingaanslag opleggen.Dan hebben ze in ieder geval minder financiële mogelijkheden en bewegingsruimte. Kortom creatief denken en samenwerken. De gemeente heeft daarin een regierol, zij moeten partijen verbinden. En geen enkele gemeente kan zich daar aan onttrekken want mensenhandel komt overal voor. Uit het onderzoek naar escortadverteerders in Noord-Holland bleek dat dat in alle gemeentes speelt, dus ga eerst maar eens bewijzen dat al die vrouwen dat werk vrijwillig doen en belasting betalen.

donderdag 2 februari 2012

Leidse zwerfjongeren in de knel


Om fraude te bestrijden heeft de gemeente Leiden Stichting de Binnenvest, maatschappelijk opvang, de opdracht gegeven alleen mensen die feitelijk dakloos zijn een postadres te geven en de huidige postadressen op te schonen. Tot voor kort kon iedereen zich met de mededeling dakloos te zijn voor een postadres melden. Een postadres geeft recht op een daklozenuitkering, dus het animo was groot. Per 1 januari is dat niet meer mogelijk. Alleen mensen die feitelijk dakloos zijn, komen in aanmerking voor een postadres. En feitelijk dakloos zijn betekent buiten slapen of in de daklozenopvang. Op zich een prima maatregel. In deze tijden van bezuinigingen is het belangrijk te kijken of het geld goed besteed wordt en het is natuurlijk niet de bedoeling dat mensen onterecht een daklozenuitkering krijgen terwijl ze samenwonen met iemand die ook een uitkering of inkomen uit werk heeft.
Maar de maatregel heeft ook ongewenste neveneffecten en met name zwerfjongeren worden daar de dupe van. Zwerfjongeren zijn vaker thuisloos dan daadwerkelijk dakloos. Dat houdt in dat zo hier en daar slapen, een paar nachtjes bij hun moeder, bij vrienden, dan weer bij en tante en een paar nachtjes in een kraakpand. Zwerfjongeren hebben, in tegenstelling tot daklozen vaker nog iets van een netwerk, mensen die nog wel af en toe wat voor ze willen doen, maar ze ook niet permanent over de vloer willen/ kunnen hebben.
Voorbeeld van een jongere die door de nieuwe maatregel in de problemen kwam is Marvin*. Marvin is 18 jaar en woonde tot voor kort bij begeleid wonen in de jeugdzorg. Omdat Marvin 18 jaar werd en de einddadtum van het begeleid wonen daarmee in zicht kwam, schreef Marvin zich in voor een uitkering en huurde een kamer bij vrienden. Verder was hij gestart met een leerwerktraject waar hij opnieuw in het werkritme leerde komen en het vertrouwen in zijn eigen kunnen terugwon. Maar het liep anders dan gedacht. Vanuit het leerwerktraject had hij de eerste periode geen inkomen. Marvin was te laat met het bij de gemeente overschrijven naar zijn nieuwe woonadres en kreeg daardoor geen uitkering. Dat kwam doordat er een nieuwe ID moest worden aangevraagd waarvoor hij geen geld had. Doordat hij ook de huur niet kon betalen, werd hij uit zijn kamer gezet. Marvin had nog wel een paar vrienden waar hij af en toe logeerde en bij zijn moeder kon hij twee dagen in de maand terecht om zijn kleren te wassen, maar er was niemand waar hij langer kon blijven. Marvin is een nogal drukke jongen en hem in huis nemen heeft ook nog eens financiele consequenties. Naar de daklozenopvang wil hij niet, daar voelt hij zich niet thuis en dat is begrijpelijk gezien de zware problematiek van veel clienten (verslaving, psychiatrie) die daar gebruik van maken. Maar geen daklozenopvang of buiten slapen (=feitelijk dakloos) betekent geen postadres en geen uitkering. En zonder bewijs van inkomen kun je je niet inschrijven bij bijvoorbeeld de woningbouw en zonder inkomen verhuurt niemand je een kamer. Al met al een vicieuze cirkel. Het leerwerktraject wat hij met veel enthousiasme was begonnen, liep inmiddels ook niet meer zo soepel omdat hij veel tijd bezig was met het zoeken van onderdak en een maaltijd en het daardoor niet altijd lukte om aanwezig te zijn.
Nogmaals het bestrijden van fraude is prima, maar voor zwerfjongeren moet een oplossing gevonden worden. Zo komen ze van de wal in de sloot en worden uiteindelijk inderdaad ook feitelijk dakloos...

*Niet zijn echte naam en enkele feiten zijn ook veranderd om herkenbaarheid te voorkomen