over nieuws, discussies en publicaties in zorg, welzijn en onderwijs
donderdag 29 september 2016
Is cliëntcentrale zorg commercieel interessant?
Bij de Volkskrant van 20 september zat een bijlage met als titel Cliëntcentrale zorg. Ik ben blij en verbaasd. Is het belang om de cliënt centraal te zetten in de zorg inmiddels zo ver doorgedrongen dat er zelfs een hele bijlage aan besteed wordt? En dan nog wel een commerciële bijlage. Is de cliënt centraal zetten niet alleen meer iets voor teerhartige hulpverleners, maar ook commercieel interessant?
Clientcentrale zorg is effectief
In die bijlage staat op pagina 13: ‘Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een directe relatie is tussen gastvrije zorg en een beter en sneller herstel’. Maar niet alleen in de gezondheidszorg, ook in de jeugdhulp werkt cliëntcentrale zorg. Van Yperen en Van der Steege schreven in 2010 al in Methodiek en hulpverlener* tellen allebei dat verschillende factoren van invloed zijn op de effectiviteit van de hulp. Niet alleen de gebruikte methodiek is belangrijk, maar ook een goede relatie tussen de cliënt en de hulpverlener en aansluiten bij de motivatie van de cliënt. En de hulp goed afstemmen op de aard en de ernst van de problematiek. Daarvoor is het nodig dat de hulpvraag van het kind en de ouders het uitgangspunt is. En dat kan niet zonder ze actief te betrekken bij het hulpverleningsproces. Een positieve bejegening door de hulpverlener, betrokkenheid, warmte, empathie, acceptatie, aanmoediging en wederzijds respect zijn essentieel.
In de bijlage van de Volkskrant worden diverse bestuurders geciteerd die cliëntcentrale zorg op hun netvlies hebben. Hetty de Wit, bestuurder van de Zijlen zegt: ‘De behoeften van het individu en diens mogelijkheden moeten leidend zijn bij het geven van zorg en ondersteuning en niet protocollen of standaarden. Elke persoon is anders, evenals de situatie en voorkeuren’. En Arno Lelieveld, bestuurder bij TriviumLindenhof ‘merkt dat als jongeren uit de jeugdzorg wanneer hen gevraagd wordt wat voor hen het verschil heeft gemaakt, de namen noemen van professionals die hen het beste begrepen, gehoord en gezien hebben’.
Bij gemeenten staat de cliënt nog niet centraal
Bij gemeenten is dat besef nog niet doorgedrongen. ‘Geld voor jeugdpsychiatrie in veel gemeenten nu al op.’ meldt de NOS op 22 september jongstleden. In het artikel 'Staat de cliënt centraal in de jeugdhulp en in de toegang?'* dat ik deze maand publiceerde in het Tijdschrift voor Jeugdbeleid betoog ik dat cliënten nog steeds niet centraal staan en vaak wordt ‘vergeten’ om hen te informeren of naar hun mening te vragen. Niet het cliëntperspectief, maar het perspectief van de gemeente staat centraal in de organisatie van de jeugdhulp. De gemeente stuurt op budgetten, protocollen, zorgprogramma's, of klantcontacturen. ‘Ze stuurt niet op goede oplossingen’, zegt Jos de Blok van Buurtzorg zo treffend in een interview van Bram Bakker*. Belangrijk is om professionals de ruimte te geven samen met cliënten op zoek te gaan naar oplossingen.
Cliëntcentrale zorg is effectieve zorg en daarmee ook commercieel interessant. Het vermindert kosten en levert gezonde mensen op die kunnen participeren in de maatschappij. Dat is nog niet overal bekend, dus laten we daar vooral met regelmaat aandacht voor vragen.
*http://www.jeugdkennis.nl/jgk/Artikelen-Jeugdkennis/Methodiek-en-hulpverlener-tellen-allebei
*http://link.springer.com/article/10.1007/s12451-016-0118-6
*https://gaming.youtube.com/watch?v=A2H0vxRu8hQ&list=PLmd3IZRwXzwGR5pbRMm_FUvfIzYXW9SRt
Deze blog verscheen eerder op Kennisnet Jeugd.nl
maandag 29 augustus 2016
Groeiende hulpvraag als neveneffect van preventie
In 2007 maakten naar schatting 14% van alle minderjarigen gebruik van enige vorm van geïndiceerde zorg of speciaal onderwijs. De vraag blijft groeien. Het Volkskrant-artikel Waarom werd zij nooit behandeld? van 5 juli 2016 laat zien dat de jeugdzorg die vraag niet altijd aankan. Het NRC meldde op 18 juni 2016 in Vaker diagnose die niet klopt bij hoogbegaafden dat volgens sommigen sprake is van overbehandeling en overdiagnosticering in de geestelijke gezondheidszorg. Anderzijds blijkt uit onderzoek van Unicef dat Nederlandse kinderen de gelukkigste ter wereld zijn. Hoe kan dat?
Mechanismen achter de groei
Het lezen van de publicatie 'Kwetsbare kinderen. De groei van professionele zorg voor jeugd' van Nelleke Bakker gaf mij voor een deel antwoord op die vraag. Die publicatie geeft namelijk inzicht in de mechanismen achter de groei van de zorgconsumptie. Nelleke Bakker is hoofddocent historische pedagogiek aan de Rijksuniversiteit in Groningen en beschrijft de geschiedenis van de preventieve zorg voor kinderen vanaf de 19e eeuw.
Die preventieve zorg was aanvankelijk vooral medisch georiënteerd met de strijd tegen kinderpokken, het ontstaan van de schoolgezondheidszorg (schoolartsen), bestrijding van tuberculose (tbc) met gezonde buitenlucht en het ontstaan van vakantiekolonies. Na het uitroeien van pokken en tbc verschuift de aandacht naar de geestelijke gezondheid van kinderen in de 20e eeuw. De opkomst van het psychiatrisch perspectief in de opvoeding, de institutionalisering en professionalisering van kleuterzorg en de opkomst van het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB) dragen hieraan bij.
Na de Tweede Wereldoorlog is er geen aandacht voor wat kinderen in die periode hebben meegemaakt. Wel is er meer specifieke aandacht voor het ‘zenuwachtige’ kind en zorg voor kinderen met leerproblemen. Dat is niet toevallig want de aandacht voor leerproblemen ging samen met de vestiging van de academische orthopedagogiek, speciaal onderwijs en onderzoek naar hersenziekten.
Diagnoses als neveneffect
Wat me echter vooral opviel, is dat Bakker laat zien hoe in de loop der tijd diagnoses veranderen van zenuwachtigheid, via minimal brain disfunction (MBD) naar ADHD; hoe het vullen van bedden van ‘vakantiekolonies’ voor ‘zwakke’ kinderen een doel op zich werd. En hoe het aanbod van speciaal onderwijs de vraag ernaar stimuleerde. Zo heeft de preventief bedoelde zorg dus als neveneffect dat sneller wordt ingegrepen of doorverwezen.
Je kunt toch niet tegen preventie zijn, zou je zeggen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Maar oplettendheid hierbij is wel belangrijk. Het idee van preventie is dat het de groei van de geïndiceerde zorg tegen moet gaan. Maar door het preventiestreven zijn professionals een steeds grotere rol gaan spelen in het kinderleven en een groot deel van de kinderen heeft een diagnose. Preventie is prima en soms is snel ingrijpen nodig om erger te voorkomen. Maar we moeten ouders niet het gevoel geven dat kinderen zeer kwetsbare wezens zijn die bijna niet op te voeden zijn zonder professionele begeleiding.
Deze blog verscheen eerder op Kennisnet Jeugd
woensdag 29 juni 2016
Zie je (mij) wel? Over de (on)menselijke kanten van dakloosheid
Maandag was ik bij de theatervoorstelling Zie je (mij) wel? over de (on)menselijke kanten van dakloosheid, gemaakt en gespeeld door ervaringsdeskundigen.
Dakloze jongeren kennen hun BSN nummer uit hun hoofd. 'Je BSN - nummer wordt belangrijker dan je naam. Als je dakloos bent, dan raak je alles kwijt. Je uitkering, je spullen en tenslotte zagen ze ook nog aan de poten van je eigenwaarde'.
Het verhaal van Youri
Ervaringsdeskundigen spelen het verhaal van Youri die werkloos wordt. Hij gaat naar het UWV, daarna naar de sociale dienst, maar de instanties verwijzen naar elkaar en hij krijgt geen cent. De schulden stapelen zich op en het komt zover dat Youri dakloos wordt en naar de maatschappelijke opvang moet. De ramp is compleet als dan ook nog zijn rugzak met zijn identiteitskaart wordt gestolen. Voor een nieuwe ID kaart heeft hij geld nodig, dat heeft hij niet. Geen van de instanties kan dat hem voorschieten, zelfs niet als hij een baan kan krijgen. Geen ID, betekent geen baan, geen geld. Bij een uitzendbureau inschrijven lukt sowieso niet - zelfs met ID- Die willen geen mensen die bij de daklozenopvang verblijven.
Niet één pechvogel
Het is een indrukwekkende voorstelling en het verhaal van deze jongere is niet toevallig het verhaal van één pechvogel, maar iets wat regelmatig gebeurt. Instellingen die langs elkaar heen werken en cliënten die daar de dupe van worden. De voorstelling wordt gegeven aan medewerkers van de UWV, de sociale dienst, de gemeente, de Maatschappelijke Opvang. Na afloop van de voorstelling gaan de ervaringsdeskundigen in gesprek met de zaal. En iedereen is het er over eens dat het anders moet. Maar hoe is niet zo duidelijk.
Preventie
Van belang is voorkomen dat mensen uit huis worden gezet. Preventie is een taak voor de wijkteams, maar die zijn overbelast en komen niet aan preventie toe. Een verbod op huisuitzettingen? Dat lijkt idealistisch, maar dat is het niet als je de kosten van rechtszaken en maatschappelijke opvang meerekent. Ik hoorde vorig jaar over een jeugdzorgaanbieder die voor een gezin met jonge kinderen dat dakloos dreigde te worden de schuld van dat gezin betaalt heeft. De hoogte van de schuld stond in geen verhouding met de kosten van de opvang van het gezin. 'Ja, straks gaat iedereen dat doen', is de tegenreactie. 'Straks betaalt niemand meer de huur. We moeten één lijn trekken.'
Zie je mij wel?
Eén lijn trekken? Dat is nou precies wat we niet moeten doen. Instellingen zijn gevangen in regels en protocollen en kijken niet meer naar de mens die voor hen staat. Zie je mij wel? is niet voor niks de titel van het theaterstuk. De oplossing is maatwerk. Medewerkers van organisaties moeten de ruimte krijgen om te doen wat nodig is. Samenwerking met andere organisaties en creatief denken, doorbraakprojecten opzetten en een potje reserveren voor uitzonderlijke situaties. Doen wat nodig is om mensen te helpen en er voor te zorgen dat het niet van kwaad tot erger wordt.
woensdag 22 juni 2016
Opgroeien met kleerscheuren: levensverhalen als input voor beleid
Voor een effectief jeugdbeleid is het nodig de verhalen te kennen van de jongeren waar het beleid zich op richt. Daarvoor is het belangrijk dat beleidsmakers in gesprek gaan met kinderen en jongeren en kennis nemen van de lastige situatie waarin sommige jongeren opgroeien.
Eind mei was ik op een expertmeeting georganiseerd door het ministerie van VWS over jeugdparticipatie in gemeenten. Op deze expertmeeting deed een onderzoeker van het Verwey-Jonker instituut verslag van de resultaten van een enquête onder gemeenten over jeugdparticipatie. Uit dit onderzoek blijkt dat gemeenten jeugdparticipatie structureel willen verankeren en op zoek zijn naar handvatten om dat te realiseren.
Op deze middag zijn ook een aantal ‘best practices’ gepresenteerd. De succescriteria zijn:
• in gesprek gaan met jongeren
• echt luisteren
• samenwerken met jongeren bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid
Cool
Om in gesprek te gaan met jongeren hoef je echt niet ‘cool’ te zijn, vertellen jongeren. Zolang je maar jezelf bent en je niet ‘hoger’ opstelt.
Een jongere vertelde me over een rondetafelgesprek met wethouders waar hij laatst aan deelgenomen had. Ter voorbereiding van het gesprek hadden de jongeren een aantal casussen beschreven om te bespreken. In het rondetafelgesprek zei een van de wethouders: ‘Met deze casus hebben jullie wel erg overdreven, dit soort dingen gebeurt gewoon niet’. ‘Nou’, zei het meisje dat naast de wethouder zat, ‘deze dingen gebeuren wel, het is namelijk mijn levensverhaal.’
Overlastgevende jongeren
Veel wethouders, beleidsmedewerkers, docenten, weten niet wat jongeren daadwerkelijk meemaken. Soms zien ze alleen het moeilijke gedrag. Ze spreken over ‘overlastgevende jongeren’ en kennen het verhaal erachter niet. Dat wil niet zeggen dat we jongeren niet mogen aanspreken op hun gedrag. Maar het helpt wel als je begrijpt waar dat gedrag vandaan komt. Het geeft inzicht in wat kan helpen en welk beleid effectief kan zijn.
Ik kan daarvoor aanbevelen het boek ‘Opgroeien met kleerscheuren‘* eens te lezen. Het is geschreven door Janny van Heerbeek (gedragswetenschapper) en Paul Vreeken (jeugdhulpverlener), beide werkzaam bij Stek Jeugdhulp voor het programma Time-4-You, een programma waarbij ambulante hulpverleners onderdeel uitmaken van de zorgstructuur van Mbo-scholen. In deze publicatie vertellen 25 jongeren hun verhaal. Verhalen over geweld, misbruik, pesten, vluchten uit een vreemd land, ziektes van henzelf of hun ouders, adoptie, jong moeder worden, verslavingen enzovoorts. Maar ook wat hen deed besluiten de toekomst in eigen hand te nemen en weer naar school te gaan of door te zetten en een diploma te halen.
Input voor beleid
Het is van belang om in gesprek te gaan met jongeren omdat, zoals een van de jongeren in de publicatie zo treffend zegt, ‘mensen worden gevormd door wat ze meemaken. Kijk dus ook naar hun geschiedenis voordat je iemand beoordeelt’. De verhalen maken duidelijk waar beleid zich op moet focussen. Zo blijkt bijvoorbeeld hoe belangrijk onderwijs is. De ervaringen van de jongeren onderstrepen de noodzaak om hulp en onderwijs te combineren om daarmee jongeren weer op de rit te krijgen. Daardoor leren betrokkenen het hele verhaal van de jongere kennen en alleen dan kan goede en passende scholing en begeleiding plaatsvinden.
Beleid dat samen met cliënten wordt gemaakt, op basis van de levensverhalen van jongeren, komt de kwaliteit van dat beleid ten goede. Het sluit aan op wat nodig is en niet alleen op wat men denkt dat nodig is.
Heb jij een goed voorbeeld hoe verhalen van jongeren beleid hebben beïnvloed?
*Zie:http://www.stekjeugdhulp.nl/nl/nieuws/2016/05/boekpresentatie-opgroeien/233
Deze blog is eerder gepubliceerd op Kennisnet Jeugd
donderdag 26 mei 2016
Samenwerken met kind en gezin. Is dat een gedurfde ambitie?
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) publiceerde deze week haar advies Een gedurfde ambitie. Veelzijdig samenwerken met kind en gezin. Ik ben geschokt. Is samenwerken met gezinnen en kinderen een gedurfde ambitie?
Samenwerken gedurfd?
Is samenwerken met ouders en jongeren niet de basis van alle hulpverlening? Hoezo gedurfde ambitie? Hoe denken ze dan over hulpverlening? Dat hulpverleners tegen cliënten zeggen wat ze moeten doen, advies geven en dan hopen dat het wel goed komt?
Dialoog
De aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving zijn de volgende:
1. Professionals moeten de doelen van hulp altijd vaststellen in dialoog met ouders en kinderen, ook als het gaat om dwangmaatregelen. Professionals moeten zich steeds opnieuw afvragen hoe ver ze gaan in hun interventies in het gezin en hoe ondersteunend of dwingend zij zich opstellen.
2. Professionals horen niet alleen hun vakinhoudelijk competenties te ontwikkelen, maar ook relationele en normatieve competenties. Ze moeten kunnen reflecteren op hun relatie met het gezin en zich blijven afvragen of zij de juiste hulpverlener zijn. Daarnaast is kunnen omgaan met morele dilemma's belangrijk.
3.Bestuurders en beleidsmakers moeten terughoudend zijn in het inperken van de ruimte van professionals om te experimenteren met vormen van samenwerking. Voor gemeenten betekent dat bijvoorbeeld dat ze bij de inkoop van hulp financiële ruimte laten voor innovatie.
Wat is nieuw?
Prima aanbevelingen, daar niet van. Maar is dit nieuw? We weten toch al lang dat een goede relatie tussen hulpverlener en cliënt het meest effectieve onderdeel van de hulp is, veel meer dan alle evidence - based technieken. Iedere hulpverlener zou dat inderdaad moeten weten. En als ze dat nog niet weten, is het diep tragisch. Ook bij gedwongen hulp is het belangrijk samen te werken met ouders en jongeren en te investeren in de relatie. Om samen met kijken naar oplossingen voor de problemen in het gezin. En natuurlijk moeten hulpverleners de ruimte krijgen om samen met cliënten op zoek te gaan naar creatieve oplossingen voor dit kind en dit gezin.
Geen uitdaging maar noodzaak
Het zijn niet zozeer de adviezen die me storen, maar de titel van het rapport. Samenwerken een gedurfde ambitie? Hoezo? Samenwerken is niet altijd makkelijk. Daarom is hulpverlenen ook een vak. Anders konden we ouders en jongeren wel een folder geven met een goed advies en een uitdraai van de regels waar ze zich aan moeten houden. Investeren in de relatie en samenwerken met kind en gezin is noodzaak en basis voor effectieve hulp.
dinsdag 10 mei 2016
1Gezin1plan
Eén gezin, één plan is het uitgangspunt in de nieuwe jeugdwet. Maar hoe werkt dat in de praktijk en wat is het verschil met het familiegroepsplan? De publicatie 1 gezin 1 plan van Arjan Bolt en Quirien van der Zijden biedt inzicht.
Onderscheid familiegroepsplan en 1 gezin 1 plan
In de jeugdwet wordt zowel over het familie groepsplan als over één gezin één plan gesproken. Met één gezin één plan wordt bedoeld, dat waar hulpverleners samenwerken, één overkoepelend plan moet worden gemaakt en niet meerdere plannen naast elkaar. 'Wanneer gezinnen problemen hebben op meerdere vlakken, zoals opgroei- en opvoedproblematiek, financiële problemen en problemen met werk en huisvesting, moet de jeugdhulp integraal worden verleend, met veel speelruimte voor de professional om casusgericht te werken op basis van het principe van één gezin, één plan, één regisseur,’ staat in de toelichting op de jeugdwet.
Met het familiegroepsplan wordt bedoeld dat gezinnen het recht hebben om eerst zelf met familie en vrienden een plan op te stellen. Het familiegroepsplan is een belangrijk instrument in de nieuwe Jeugdwet en een goede manier om de regie van cliënten te versterken. Het familiegroepsplan is dus iets anders dan één gezin één plan. Maar wie de publicatie 1 gezin 1 plan leest zal zien dat - als je het zo aanpakt als in dit boek beschreven is - dat ook een manier kan zijn om de regie van ouders en kinderen te versterken.
Gelijkwaardige samenwerkingspartners
1 gezin1Plan is een uitgewerkte werkwijze die de positie van jeugdigen en hun ouders versterkt. Cliënten worden gezien als gelijkwaardige samenwerkingspartners. De hulp moet zo georganiseerd worden dat het aansluit op de behoeften en capaciteiten van clienten. Veel professionals formuleren de doelen voor de hulp niet vanuit het perspectief van de gezinsleden, maar vanuit hun eigen perspectief. In de publicatie 1Gezin1Plan wordt beschreven hoe de samenwerking van een team professionals rond een gezin vorm kan krijgen. Ook worden vaardigheden, methoden en technieken beschreven die behulpzaam zijn als je als professional met gezinnen werkt.
Eigen kracht
In het bijzonder de methodiek om 'de eigen kracht' en het probleemoplossend vermogen van cliënten te doen toenemen wordt uitgewerkt. Naast dat ze laten zien hoe de hulpvraag van het gezin centraal staat in de hulp, laten ze ook zien hoe je een gezin ondersteunt om de oplossing zelf te ontdekken. Daardoor is het iets van hen en een sleutel tot succesvolle hulp. Niet alleen bepalen de gezinsleden de doelen, maar vinden ook zelf de antwoorden op de hulpvragen die ze zelf gesteld hebben.
Aanrader
Dat lijkt misschien niet reëel of weggelegd voor gezinnen met lichte problematiek, maar dat is het niet. Aan de hand van voorbeelden uit de praktijk en buitengewoon concreet en praktisch wordt beschreven hoe je de samenwerking met multi-problem gezinnen vorm kunt geven. Hoe je mensen kunt activeren om zelf aan de slag te gaan. Niet door belerende praatjes, maar door je te verdiepen in de samenwerkingsrelatie. Het feit dat iemand geen hulpvraag formuleert wil niet zeggen dat iemand geen hulp wil. Het is aan de hulpverlener om op zoek te gaan naar de juiste benadering voor dit gezin.
Deze publicatie is een aanrader voor iedereen die met gezinnen werkt.
dinsdag 26 april 2016
Organiseren vanuit cliëntperspectief: terug naar de bedoeling
De client staat centraal, zeggen veel organisaties. Maar is dat ook werkelijk zo? En organiseren vanuit cliëntperspectief, hoe doe je dat? Een collega raadde me het boek Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling van Wouter Hart aan.
Buurtzorg
Waardegestuurd werken, ruimte voor vakmanschap, zelfregie terug in het werk (zie mijn blog van 6 januari), de vernieuwing hangt in de lucht. Steeds meer wordt duidelijk dat de huidige manier van organiseren niet werkt. Dat al die regels en protocollen en sturing van bovenaf contra-productief werken. Een mooi voorbeeld van een organisatie die het anders heeft aangepakt is Buurtzorg van Jos de Blok http://www.buurtzorgnederland.com/ een organisatie die enorme successen boekt met een klanttevredenheid van een 9 en werkgever van het jaar werd in de categorie organisaties van meer dan 1000 medewerkers met de hoogste score. Wat doen zij dan anders?
Werken vanuit de bedoeling
Het interessante van succesvolle ondernemingen is dat ze vanuit de bedoeling werken. De bedoeling, de waarde voor de klant is het kompas en dat wordt vertaald in leidende principes voor de organisatie. De systeemwereld met zijn regels en protocollen is daaraan ondersteunend. Dat klinkt logisch, maar in steeds meer zorgorganisaties zijn de regels en protocollen leidend geworden in plaats van de bedoeling van de organisatie: het helpen van cliënten. Het volgen van regels geeft veiligheid en de cliënt wordt uit het oog verloren. Belangrijk is dat medewerkers zich eigenaar voelen van de organisatie en niet uitvoerder van regels. Dat ze zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen om te doen wat de bedoeling is en denken vanuit de cliënt. De enige manier om dat te realiseren is de regie vanuit het cliëntenperspectief te laten plaatsvinden. Door de cliënt zelf, of door er - als de cliënt daartoe niet in staat is of dat niet wil - een professional aan te koppelen.
Leefwereld
Belangrijk is interesse in de leefwereld van de cliënt. Echt luisteren, echt kijken (vraaggericht werken) wat nodig is. M.a.w. het vergroten van interesse van de professional in de bedoeling en dus de cliënt. Hoe meer een medewerker zich laat leiden door de bedoeling van de organisatie - en zich betrokken voelt op de cliënt - hoe groter de kans dat hij de cliënt echt ziet zoals hij/zij is en daardoor goed kan helpen.
De professional
Belangrijk is dat de professional helder heeft wat de bedoeling van de organisatie is; zich kan vinden in de kaders en de kaders bekend zijn; en voldoende vrije ruimte heeft om dat te benutten. Dat betekent minder controle en meer sturing op hoofdlijnen. Dat betekent eigenaarschap, het werken aan een goede leerstrategie, het organiseren van onmiddellijke feedback, vertrouwen, afschaffen van tal van regels en overhouden van drie tot vijf afspraken waar iedereen zich echt aan moet houden. De rol van de leidinggevende wordt dan ook anders van controle naar beschermen van de professional tegen belemmerende factoren van buitenaf.
Wat is nu eigenlijk de bedoeling van onze organisatie?
Dat is de vraag die keer op keer gesteld moet worden. Is dit nuttig voor ons doel? Nee, dan schaffen we het af. Verdraaide organisaties is interessante publicatie die gebaseerd is op een eenvoudig en duidelijk principe. Iets wat eigenlijk heel logisch is, maar in de praktijk vaak met voeten getreden wordt. Dus stel die vraag als professional, als manager als bestuurder zodat we met elkaar ervoor zorgen dat we doen wat de bedoeling is: cliënten helpen op een manier die aansluit op wat deze ene unieke cliënt nodig heeft en dat organiseren op een manier die daar op aansluit.
donderdag 14 april 2016
Jong beginnen voor effectieve jeugdhulp
Op 5 april ben ik naar Assen afgereisd voor het symposium Onderzoek de jeugdhulp! georganiseerd door Accare. Op dit symposium werden inzichten uit onderzoek gepresenteerd die een bijdrage moeten leveren aan de effectieve jeugdhulp. Ik was benieuwd en werd niet teleurgesteld.
Braafheidsbevorderende medicatie
De inleiding van de dag werd gedaan door Pieter Hoekstra, kinderpsychiater en hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, die ons in vogelvlucht meenam door het onderzoeksprogramma dat Accare uitvoert. Zo vertelde hij bijvoorbeeld over de resultaten van ADHD onderzoek. Uit een dubbelblind onderzoek blijkt dat na 2 jaar medicatie voor ADHD niet meer effectief is. En dat terwijl veel kinderen langer dan 2 jaar medicatie krijgen en je je kunt afvragen of al die kinderen die de diagnose ADHD krijgen dat ook wel terecht krijgen. Volkskrant 11 april: ouders die door school onder druk gezet worden hun kind, lastpak in de klas, ritalin of andere braafheidsbevorderende medicatie te geven.
Pieter Hoekstra pleit dan ook bij ADHD naast -indien nodig- medicatie oudertraining te geven zodat ouders leren omgaan met het gedrag van hun kind.
Ouders en kinderen veranderen elkaar
Een heel interessant verhaal kwam van Maaike Nauta, GZ psychologg en cognitief gedragstherapeut, over hulp aan kinderen met angststoornissen. 10 - 15% van de kinderen heeft daar op zo'n manier last van dat het beperkingen geeft in het functioneren. Niet behandelen/negeren is een slechte keuze, want het leidt dit op de langere termijn tot depressies, sociale angst en/of middelengebruik. Bovendien zijn er programma's die effectief zijn bij 70% van de kinderen. Een voorbeeld van zo'n programma is de dappere kat (zie http://www.dapperekat-online.nl/ ) geschikt voor kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar. Verder doen ze onderzoek in hoeverre de behandeling wel of niet effectiever wordt als ouders betrokken worden bij de behandeling. Want idee is dat overbeschermende ouders misschien angstige kinderen krijgen. Wat blijkt: gezinsbehandeling is niet effectiever. Kindgerichte therapie is effectief , maar ouder therapie is net zo effectief. M.a.w. cognitieve therapie is effectief en het maakt niet uit of je de ouders of het kind behandeld, want ze veranderen elkaar.
Jeugdzorg is geen kostenpost, maar een opbrengstenpost
Een andere invalshoek werd belicht door Jochem Mierau, universitair hoofddocent aan de faculteit Economie en bedrijfskunde in Groningen. De vraag die voorlag was of zorg een goede investering is. Jochem doet onderzoek naar de economische gevolgen van gezondheid en andersom naar hoe gezondheid invloed heeft op de omgeving. Zo vertelde hij bijvoorbeeld dat als je succesvolle interventies wil doen, je dat bij voorkeur bij kinderen tussen de 0 en 6 jaar moet doen, dat heeft zeer positieve effecten en dat interventies bij 16+ weinig effectief zijn. Investeren in hulp aan gezinnen. Zoals bekend maakt armoede dat ouders minder gezonde keuzes maken. Dat is weer van invloed op de gezondheid van de kinderen op latere leeftijd. En bijvoorbeeld tienermoeders zijn vaak meisjes uit multi-problem gezinnen met lagere opleidingskansen. Door een interventie kan het levenslange traject veranderen. Als je vroeg begint en dat goed doet, beïnvloedt het het hele leven. Daarmee is de jeugdzorg geen kostenpost, maar een opbrengstenpost met grote maatschappelijke baten.
Depressie heeft een sterk erfelijke component
Tenslotte hield Robert Schoevers, hoogleraar en hoofd afdeling psychiatrie in het UMCG, een verhaal over depressie. 24% van de vrouwen en 13% van de mannen heeft er last van en als je het eenmaal gehad hebt is er 50% kans op terugval. Depressie heeft een heel sterke relatie met allerlei lichamelijke ziektes. Er is een sterke erfelijke component. Kinderen van ouders met angststoornissen en depressie krijgen hebben op hun 20e in 38% van de gevallen ook ook last van angsten en depressies en op hun 35e zelfs in 65% van de gevallen. 23 % van de jongeren meldt zich bij de GGZ met klachten. Risicofactoren zijn: vermoeidheid, hoog BMI, vrouw, moeder met depressie en (psychisch) afwezig ouders. Wanneer we in preventieve zin iets willen doen moeten we jong beginnen, klachten serieus nemen en risicofactoren kennen.
maandag 21 maart 2016
Het heeft invloed op alles. Lange termijngevolgen van een onveilige jeugd
Ieder kind heeft het recht om zijn mening te geven over alle zaken die het kind aangaan. Dit geldt ook voor kinderen die slachtoffer zijn geworden van kindermishandeling. Er moet serieus geluisterd worden naar de mening van het kind en hieraan dient passend belang te worden gehecht (artikel 12 Internationaal Verdrag Rechten van het Kind)
Langetermijngevolgen
Jaarlijks worden 119.000 kinderen mishandeld. Kinderen die mishandeld, misbruikt, verwaarloosd worden of getuige zijn van huiselijk geweld binnen het gezin kunnen daar op allerlei manieren last van krijgen. De stress verstoort de hersenontwikkeling wat kan leiden tot gedragsproblemen een vergrootte kans op gezondheidsproblemen zoals zelfmoordpogingen, alcohol- en drugsmisbruik, hartziektes etc. Ook herhaald slachtofferschap, dader worden en/of intergenerationele overdracht liggen op de loer. Alles bij elkaar voldoende reden voor een gedegen aanpak.
Verhalen van kinderen
In deze publicatie van het Kinderrechtencollectief, een coalitie die zich inzet voor betere naleving van de rechten van het kind in Nederland, vinden we verhalen van mishandelde, misbruikte en verwaarloosde kinderen met daarbij reacties van burgemeesters, wethouders en professionals . Dit boek geeft blijk van het feit dat niets krachtiger is dan het persoonlijke verhaal. Dat komt door de lessen die deze verhalen opleveren voor de praktijk.
Lessen voor de praktijk
De mishandelde kinderen zijn nu tussen de 17 en 26 jaar en vertellen:
- Kinderen onthouden en beseffen meer dan je denkt;
- Het meest pijnlijke is de omgeving die blind en doof is;
- Dat een uithuisplaatsing heel traumatisch kan zijn voor een kind, dat een kind loyaal is naar zijn ouders en dat je op zo’n moment moet uitleggen wat er gebeurt;
- Praten met het kind en niet over het kind;
- Het duurde jaren en vele meldingen van kindermishandeling voordat ik eindelijk gehoord ben en uit huis geplaatst werd.
Inspiratiebron
Naast de verhalen van kinderen reacties daarop, zijn foto’s opgenomen die de kinderen zelf hebben uitgezocht bij hun verhaal. Ook is informatie opgenomen over de langetermijngevolgen van kindermishandeling opgenomen en de rechten van kinderen zoals die zijn verwoord in het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind. Er is nog veel werk te verzetten en dit boek kan een inspiratiebron zijn voor ambtenaren en bestuurders die jeugdbeleid vormgeven.
donderdag 10 maart 2016
Trauma-georiënteerd werken in de residentiële jeugdzorg
Veel kinderen en jongeren die in leefgroepen, pleeggezinnen en gezinshuizen wonen hebben gedragsproblemen ontwikkeld als gevolg van traumatische ervaringen. Herstellen van het trauma moet plaatsvinden in de directe leefomgeving van het kind. Belangrijk is dat de mensen die met getraumatiseerde kinderen werken de impact van het trauma en de tekenen van traumatische stress kennen en weten hoe ze daar op een goede manier op kunnen reageren. De publicatie trauma-georiënteerde hulp voor kinderen met complex trauma in gezinsvervangende woonsituaties biedt handvatten.
Complex trauma
Kinderen die verwaarloosd of mishandeld worden door hun eigen ouders kunnen getraumatiseerd worden. Met de stress die ze oplopen kunnen zij niet bij hen terecht. De ouders zijn immers de bron van stress. De problematiek waar deze kinderen mee te maken hebben wordt complex trauma genoemd. Kinderen die kampen met complex trauma kunnen vaak niet thuis blijven wonen. Dit kan te maken hebben met de situatie thuis, maar ook door de gedragsproblemen die kinderen hebben ontwikkeld.
Veiligheid
Juist in de dagelijkse leefomgeving kunnen jeugdzorgprofessionals veel betekenen voor het herstel en de ontwikkeling kinderen met complex trauma. Een belangrijke voorwaarde voor getraumatiseerde kinderen is om zo veel mogelijk invloed en controle uit te oefenen op hun omstandigheden. Het helpt als de betrokken jeugdzorgprofessional dit proces begrijpt en zich steeds realiseert dat het niet over hem of haar persoonlijk gaat, maar dat de conflicten te maken hebben met pijn uit het verleden. Het lastige daarbij is dat getraumatiseerde kinderen door hun gedragsproblemen vaak juist het tegenovergestelde oproepen, namelijk meer controle door mensen uit hun omgeving en vaak zelfs een bestraffende houding. Deze kinderen zijn vaak wantrouwend tegenover volwassenen en hun relatie bestaat uit aantrekken en afstoten. En dat terwijl juist meer controle geven aan het kind belangrijk is voor zijn of haar gevoel van veiligheid.
Trauma-georiënteerd werken
Trauma-georiënteerd werken betekent dat de jeugdzorgprofessional weet wat de gevolgen van complex trauma kunnen zijn; tekenen van traumatische stress bij kinderen kan herkennen; weet hoe hij of zij een leefklimaat kan scheppen ter ondersteuning van de verwerking van het trauma (trauma-sensitief opvoeden)en weet welke behandeling of begeleiding hij of zij zelf kan uitvoeren om het kind voor te bereiden op of te ondersteunen bij verwerken van het trauma.
Kennisdocument
In mijn vorige blog schreef ik over de Behandeling van getraumatiseerde kinderen: de jongen die opgroeide als hond*, een publicatie van kinderpsychiater Bruce Perry en zijn ervaringen in de behandeling van getraumatiseerde kinderen. Dat gaf al veel inzichten. Het kennisdocument trauma-georiënteerde hulp voor kinderen met complex trauma in gezinsvervangende woonsituaties* sluit hier op aan. Het biedt onmisbare informatie voor professionals en opvoeders die direct betrokken zijn bij de dagelijkse opvoeding van kinderen met gedragsproblemen die in een gezinsvervangende situatie wonen.
*http://www.nji.nl/nl/Trauma-georienteerde-hulp-voor-kinderen-met-complex-trauma-in-gezinsvervangende-woonsituaties
*http://marionwelling.blogspot.nl/2016/02/behandeling-van-getraumatiseerde.html
woensdag 24 februari 2016
Behandeling van getraumatiseerde kinderen: de jongen die opgroeide als hond
Via een collega hoorde ik over een nieuwe methode in het werken met getraumatiseerde kinderen het Neurosequential Model of Therapeutics ontwikkeld door Bruce Perry. Bruce Perry is zowel neuroloog als kinderpsychiater en combineerde beide perspectieven in zijn behandelaanpak. In het boek De jongen die opgroeide als hond en andere verhalen uit het dagboek van een kinderpsychiater beschrijft hij aan de hand van casuïstiek op toegankelijke wijze hoe hij deze aanpak ontwikkelde. Hoewel het boek al in 2007 in Nederland gepubliceerd is, had ik er nog niet van gehoord. Een gemis, want het boek is zo meeslepend geschreven dat je het in één keer uitleest en de inzichten van Perry zijn zeer de moeite waard om kennis van te nemen.
Lastig, onbegrijpelijk gedrag
Zo schrijft Perry over de behandeling van de 6-jarige Justin die als baby in het hok bij de honden werd gestopt, de 7-jarige Tina die seksueel misbruikt werd, de kinderen van de Branch Davidians sekte en tal van andere kinderen met heftige trauma’s. De kinderen vertonen stuk voor stuk lastig, onbegrijpelijk gedrag. Perry laat zien hoe trauma's de ontwikkeling van de hersenen beïnvloeden en welke consequenties dat heeft voor her gedrag dat kinderen vertonen. Hoewel niet alle gevallen van ADHD, hyperactiviteit en oppositioneel opstandige stoornissen trauma gerelateerd zijn, zijn volgens Perry de symptomen die tot deze diagnoses leiden vaker trauma gerelateerd dan we tot nog toe hebben durven vermoeden.
Indrukken in de hersenen
Verwaarlozing, mishandeling, misbruik laat sporen na in de hersenen. Kinderen hebben gezonde aanrakingen nodig hebben en baby’s kunnen zelfs doodgaan als ze niet worden aangeraakt. Trauma’s maken letterlijk indrukken op de hersenen die een leven lang blijven zitten.
Maar het brein kan in positieve zin veranderen door herhaalde stimulering van hersengebieden. Slachtoffers hebben behoefte aan ervaringen - zoals gewiegd en vastgehouden worden - die horen bij de leeftijd waarop de schade is ontstaan en niet bij hun chronologische leeftijd. Deze op ontwikkeling toegespitste verrijking en therapeutische ervaringen (=neuro sequentiële benadering) moet op vaste momenten herhaald worden op een respectvolle en zorgzame manier. Dwang, straf en hardhandigheid zou dingen maar erger maken. Ook muziek, dans en massage kan de lagere hersengebieden stimuleren en organiseren.
Gezonde relaties
Hoe gezonder de relaties van het kind, hoe groter de kans dat hij van het trauma kan genezen en gedijen. Relaties zijn instrumenten van verandering en volgens Perry is de beste therapie de menselijke liefde. (Pleeg)ouders kunnen – naast professionals - een belangrijke rol spelen in de behandeling. Beschadigde en getraumatiseerde kinderen hebben positieve gezonde menselijke ervaringen nodig om te kunnen herstellen. Als professional kun je voor ieder kind en iedere volwassene die in zijn of haar jeugd verwaarloosd of mishandeld is, iets betekenen.
Luisteren naar het kind
Verder hebben getraumatiseerde kinderen - naast stabiele relaties die hen steunen - behoefte aan voorspelbaarheid, routine, een gevoel van controle. Ook is het niet zo dat trauma's moeten worden besproken om te genezen. Alleen wanneer ze zich opdringen kan het volgens Perry enorm helpen om ze te bespreken en te begrijpen hoe ze ons gedrag beïnvloeden zonder dat we het weten. Voor kinderen die in het heden geen last hebben van hun herinneringen kan het schadelijk zijn om onder druk gezet te worden om zich op hun herinneringen te concentreren. Tenslotte adviseert Perry professionals toch vooral hun intuïtie volgen en altijd blijven luisteren naar het kind. Wat andere therapeuten en officiële verslagen ook over het kind zeggen.
maandag 8 februari 2016
Advies van cliënten over dossiers in de jeugdhulp
Van ieder kind dat jeugdhulp krijgt wordt een dossier gemaakt waarin gegevens worden vastgelegd. Jongeren en ouders met ervaring in de jeugdhulp – leden van de cliëntentafel jeugd van LOC en van het JeugdWelzijnsBeraad - vinden dat er nog veel te verbeteren valt.
Recht op inzage
Veel cliënten - zowel ouders als jongeren- weten niet dat ze recht hebben op inzage in het dossier en dat ze er iets aan toe kunnen voegen als ze het er niet mee eens zijn. Professionals reageren soms terughoudend als cliënten hun dossier willen zien en kennen de regels over inzage in de dossiers niet. (Zie: Stelselwijziging Jeugd Factsheet. De gegevens van uw kind vastgelegd: het dossier)
Afschermen informatie
Het feit dat ouders of kinderen het recht hebben op inzage in het dossier, wil niet zeggen dat ze alle gegevens mogen inzien. De instelling die het dossier beheert moet er voor zorgen dat privacy gevoelige informatie (over bijvoorbeeld de ex-partner) wordt afgeschermd. Toch wordt dat vaak vergeten. Cliënten vinden het belangrijk dat beter opgelet wordt welke informatie gedeeld wordt. Zo vertelt een vader dat zijn zoon van 13 inzage kreeg in het dossier en daar ook alles over de problemen van de ouders kon lezen of een meisje van 15 jaar dat problemen kreeg met haar ouders nadat die in het dossier hadden gelezen dat ze ‘aan de pil ‘ was.
Hulpverleningsplan
Het belangrijkste document in het dossier is het hulpverleningsplan. Het hulpverleningsplan is ter ondersteuning van de hulpverlening en een belangrijk middel voor de samenwerking tussen hulpverlener en cliënt. Toch zijn veel cliënten ontevreden over de inhoud van de hulpverleningsplannen.
Ellendige voorgeschiedenis
Waar cliënten vooral moeite mee hebben is dat veel hulpverleningsplannen beginnen met de voorgeschiedenis. En dat dat in elk nieuw plan weer herhaald wordt. Cliënten willen niet keer op keer mee geconfronteerd worden met die ellendige scheiding van 10 jaar geleden of die moeilijke geboorte. Ze willen aandacht voor de toekomst. Hoe is de situatie nu en hoe gaan we er voor zorgen dat het beter gaat? Zorgen mogen wel beschreven worden, maar dan liefst concreet en hoe we er aan gaan werken om dat te veranderen.
Fouten in het dossier
Ook staan er soms fouten in het dossier en het blijkt in praktijk bijzonder lastig als iets niet klopt om dat eruit te krijgen. Cliënten wordt meestal wel gevraagd om het hulpverleningsplan te ondertekenen. Als ik het er niet mee eens ben, teken ik alleen voor gezien, zegt een cliënt. Maar cliënten hebben het recht om schriftelijk om een aanpassing te vragen als feiten niet kloppen en de mogelijkheid om het eigen standpunt te laten toevoegen als ze het er niet mee eens zijn. Iets wat veel cliënten niet weten.
Begrijpelijk plan
Cliënten vinden het belangrijk dat er geen moeilijke woorden in het hulpverleningsplan staan, dat ze begrijpen waar het over gaat. Het beste werkt het als de hulpverlener samen met de ouder of de jongere het plan opstelt. Dat de cliënt en de hulpverlener samen kijken hoe is de situatie? Wat is er aan de hand? Wat speelt er op dit moment? De hulpverleningsgeschiedenis is niet belangrijk. Kijken naar positieve en beschermende factoren wel. Wat is de hulpvraag en wat is het perspectief waar naar toe gewerkt wordt? Wat zijn haalbare en realistische doelen, op welke manier gaan we daar aan werken en wie is verantwoordelijk voor wat? Welke afspraken maken we en hoe houden we contact over hoe het gaat?
Of zoals een ouder zegt: Dat je samen met de hulpverlener kijkt: wat is er aan de hand ? Dat je kunt zeggen wat goed gaat en wat beter kan. Dat je kunt vertellen wat de hulp is die je voor je kind wil. Dat je het gevoel hebt dat je samen met de neus de zelfde kant op staat.
Gedwongen hulp
Soms wordt gedacht dat je bij gedwongen hulp niet hoeft samen te werken met ouders en jongeren. Maar ook bij dan is het belangrijk dat je hetzelfde doel hebt . Dat de hulpverlener het - als het nodig is - nog een keer uitlegt waarom die maatregel nodig is. Dat het niet anders kon. Dat de hulpverlener ook oog heeft voor de moeilijke situatie van de jongere en de pijn van de ouder. Want alleen door samen te werken met cliënten, samen doelen te stellen van de hulp en de manier waarop je daar aan gaat werken, kan de hulp effectief zijn. Want als je de ouders of die jongere niet meekrijgt gaat het niet werken.
Wie heeft goede voorbeelden van organisaties in de jeugdhulp die samen met ouders en/of jongeren hulpverleningsplannen opstellen?
dinsdag 26 januari 2016
Liefde zonder vlinders
Vanaf vandaag is er een hulplijn voor slachtoffers van seksueel geweld die 24 uur per dag bereikbaar is. Op 0800-0188 neemt de meldkamer van het Centrum Seksueel Geweld de telefoon op en brengt het slachtoffer in contact met het dichtstbijzijnde centrum (Volkskrant 26 januari 2016). Een stap vooruit bij de aanpak van seksueel geweld.
21 weken
In het boek liefde zonder vlinders pleit Merel van Groningen er voor contact op te nemen met een Centrum voor Seksueel Geweld als je verkracht of aangerand bent. Uit onderzoek onder 323 meisjes tussen de 12 en 25 jaar die zich na een eenmalige verkrachting bij het UMC Utrecht meldde, blijkt dat het gemiddeld 21 weken duurt voor ze voor het eerst over deze ervaring praten. Het vaakst doen ze dat met een vriend(in). Slachtoffers die binnen een week er over durven te praten (59% van het totaal) gaan twee tot 3 keer vaker naar de politie of de dokter. Degenen die langer dan een week nodig hebben, bleken vaak jonge pubers die door een bekende waren verkracht.
Liefde zonder vlinders
Merel weet waar ze het over heeft, zelf was ze slachtoffer van een loverboy. Nu geeft ze voorlichting op scholen en hoort daar talloze schrijnende verhalen. In haar boek lees je de verhalen van slachtoffers van seksueel misbruik, eerwraak, loverboys, ruilseks om pesten te voorkomen, sexting, jongensprostitutie, verkrachtingen door foute vriendjes enz. Overeenkomst in alle verhalen is de schaamte, het schuldgevoel van slachtoffers en het idee dat alleen 'domme' meisjes zoiets overkomt. Ook zie je hoe ouders vaak niet in staat zijn bescherming te bieden omdat slachtoffers uit angst of schaamte liegen, ouders uit wanhoop strenger worden, niet in gesprek gaan, daardoor meer afstand creëren, het slachtoffer zich niet begrepen voelt en precies doet waar ouders zo bang voor zijn.
Voor ouders en jongeren
Door de toegankelijke manier waarop het boek is geschreven is het een aanrader voor ouders en voor jongeren. Want naast de verhalen en de visie van Merel, komen ook de politie, hulpverlening, school, voorzitter van de commissie aanpak meisjesslachtoffers/ mensenhandel en een kamerlid aan het woord.
Communicatie
Het belangrijkste advies uit het boek is communicatie. Voor slachtoffers: praat erover, zoek contact met iemand die je kan helpen. Voor ouders geldt hetzelfde, maar praat ook met je kinderen over seks, waar zijn ze mee bezig, wat doen ze op internet? En dan niet alleen verbieden, want dan eindigt het gesprek, toon interesse, laat zien dat je er ook bent als het moeilijk is of als ze iets doms gedaan hebben. Want wie heeft er nog nooit iets doms gedaan? En dan is het fijn als je ouders er toch voor je zijn.
woensdag 6 januari 2016
Zelfregie van cliënten en van professionals
Met de transitie van de Awbz naar Wmo, de Participatiewet en de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten zijn organisaties op zoek naar nieuwe manieren van werken. Het gaat niet alleen om de transitie, maar vooral om de transformatie van de zorg.
Doel transitie
De stelselwijzigingen zijn erop gericht dat (www.Movisie.nl)
- mensen sneller geholpen worden bij hun zorg- of ondersteuningsvragen;
- mensen zorg en ondersteuning krijgen die zo nauw mogelijk aansluit op hun persoonlijke (thuis)situatie, mogelijkheden en netwerk;
- mensen die anderen zorg of hulp (willen) bieden, daarvoor alle ruimte en steun krijgen;
- de omvang en de kosten van de verzorgingsstaat beperkt worden.
Dat vraagt om een andere manier van organiseren. Geen hiërarchie, bureaucratie, strakke protocollering; maar anders denken over professionaliteit en aansturing van organisaties. Daarbij is zelfregie een belangrijk vernieuwend thema, zowel voor cliënten als professionals. Dat zien we bijvoorbeeld terug in zelfsturende teams, de Eigen Kracht Beweging, zelforganisaties van burgers en cliënten en initiatieven zoals als buurtzorg, broodfondsen.
Zelfregie terug in het werk
Op 15 oktober nam ik deel aan het ochtendsymposium Verandering en bezieling in tijden van transities dat georganiseerd werd in het kader van de publicatie Zelfregie terug in het werk. geschreven door Gerard Donkers in samenwerking met Ineke Gualthérie van Weezel, Nelly Labrie en Ans Spexgoor. Ik was benieuwd naar de publicatie en wat zij te vertellen hadden.
De maatschappelijke ontwikkelingen en de toegenomen complexiteit van de samenleving stellen ons voor nieuwe opgaven. Wat nodig is, is een andere opvatting van professionaliteit: vraaggericht, activerend, ondersteunen en faciliteren van het vermogen van cliënten om te veranderen, verleiden tot zelfsturen, participatie en co-creatie.
Maar in de praktijk zien we onteigening van zelfregie door uniforme systemen, standaard procedures en de nadruk op evidence based werken, terwijl tegelijkertijd wel meer zelfredzaamheid en actieve inzet van cliënten verwacht.
De professional en de cliënt als veranderkundige
We moeten op zoek naar een benadering die recht doet aan de zelfregie van mensen en aan de complexiteit van mens en samenleving. Donkers pleit voor een model van organiseren waarin rekening wordt gehouden met gedrag, persoon en omgeving. Dit is in de publicatie uitgewerkt in de 9 basiscompetenties en basiscondities van zelforganiseren (voor zowel professionals als cliënten). Belangrijk punt daarin is dat veranderen niet alleen top-down gaat maar ook van onderop op een manier van samen denken en samen ontwikkelen. De professional en de cliënt als veranderkundige. Zelfregie vraagt daarom om een vraaggerichte, dialogische benadering.
Zelfsturende teams
Met ontslaan van het management en gaan werken met zelfsturende teams ben je er nog niet. Teams hebben niet zozeer behoefte aan hiërarchische aansturing, iemand die het beter weet, maar wel aan ondersteuning, facilitering, coaching,iemand die kritische vragen stelt, dialoog en reflectie.
Daarbij is het van belang doel georiënteerd te werk te gaan, maar niet via een vooraf sterk gestructureerde en gefaseerde aanpak. Zorg ervoor dat het algemene hoofddoel duidelijk is maar wees soepel in de weg hoe je het wil bereiken. Doelgericht werken is dus geen lineair en blind op je doel afgaan, maar een persoon en context gerelateerd handelen dat zich via omwegen voltrekt in goede afstemming met personen en omgeving.
Wijkteams
Denk bijvoorbeeld aan de wijkteams. Toetsing van de doelmatigheid van het handelen van de wijkteams vraagt om een evaluatie waar gekeken wordt naar gedrag en de persoon van professionals, cliënten, de context van het wijkteam en de wijksituatie in relatie tot de activiteiten van het wijkteam. Kwalitatief onderzoek is daarvoor nodig.
Vraaggerichte, dialogische benadering
De publicatie 'Zelfregie in het werk' is niet iets waar je makkelijk een recht toe rechtaan samenvatting kunt geven. Daarvoor is het te complex, Donkers snijdt zoveel verschillende aspecten van het thema zelfregie aan, bespreekt tal van theorieën en wetenschappelijk inzichten en haalt een veelheid aan deskundigen aan. Wat ik vooral sterk vind is dat het zowel over organiseren als over hulpverlenen gaat en dat hij die twee concepten met elkaar verbindt, dat hij duidelijk maakt dat cliënten en professionals ook sturen, dat zowel gedrag, persoon als omgeving van invloed zijn op veranderen en dat het belangrijk is doelgericht te werken, maar vooral flexibel te blijven in de weg daar naar toe en dat op een vraaggerichte dialogische manier met cliënten en professionals vorm te geven.
Dat geeft inspiratie voor de transformatie. Wie nog meer?
donderdag 10 december 2015
Jongeren en seksualiteit op sociale media: plezier of gevaar?
De afgelopen maanden nam ik deel aan een aantal bijeenkomsten waar het onderwerp jongeren en seksualiteit en sociale media aan de orde was. Het is een 'hot' item, want hoe moeten hulpverleners en ouders daar op reageren? Er zijn verschillende perspectieven.
Spannend en leuk
Op de studiemiddag die we organiseerden voor uitvoerders van de organisaties van Jeugd en Opvoedhulp en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond op 13 oktober jl. gaf Marijke Naezer, promovendus bij het Institute for Gender Studies, een workshop over jongeren en seksualiteit op sociale media. Volwassenen maken zich daar zorgen over, maar weten eigenlijk niet goed wat jongeren precies doen- en waarom. Voor haar onderzoek sprak Marijke tal van jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Marijke kwam tot de conclusie dat jongeren sociale media gebruiken om vorm te geven aan seksualiteit. Seksualiteit staat voor hen voor plezier en avontuur, liefde, leerprocessen, en het vormgeven aan een seksueel zelf. Dit alles wil niet zeggen dat jongeren geen gevaren zien, maar het is belangrijk dat we weten waar de gevaren zitten. Veel jongeren weten heel goed wat ze doen, zijn zich bewust van de gevaren, bouwen veiligheid in maar misschien is het ook wel leuker omdat het spannend is. Zoals in het voorbeeld dat Marijke aanhaalde over hoe een groep vriendinnen een 'pedo' uit de tent lokte, stiekem opnam en het filmpje op YouTube zette. Je hoort in het filmpje de meiden gieren van het lachen. En een ander voorbeeld dat Marijke gaf van twee jongeren die elkaar leerden kennen via een chatlokaal en na een langdurige kennismaking - waarbij ze steeds meer van zichzelf lieten zien en ook checkten of de ander was wie hij zei te zijn - nu een fijne relatie hebben.
Sexting
Maar er is ook een andere kant van het verhaal. Op de regiodag aanpak seksueel geweld in Rotterdam op 26 november jl. werd die kant belicht door Fier expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Zij gingen in op sexting, het online versturen van seksueel getinte filmpjes. Uit onderzoek blijkt dat 1 op de 5 jongeren wel eens een naaktfoto van zichzelf heeft gemaakt. Het past in het normale experimenteer gedrag van jongeren om dit soort dingen te doen, alleen de consequenties kunnen met name voor meisjes verregaand zijn, want van meisjes lekken de meeste filmpjes/foto's uit. Twee derde van de meisjes die zo’n filmpje of foto maken, delen dat met hun vriendje. Deze worden later als het uit is, doorgestuurd en kunnen overal terecht komen. Ook kunnen de beelden worden gebruikt om jongeren druk te zetten, afhankelijk te maken (grooming) of af te persen (sextorsion). Sexting heeft verregaande consequenties voor het slachtoffer, want de beelden gaan nooit meer weg. Nu ligt alle nadruk op hoe dom het is een naaktfilmpje of foto te maken en daarmee krijgt het slachtoffer de schuld. Maar het probleem ligt natuurlijk bij degene die de beelden verspreidt. Het bezitten en verspreiden van seksueel getint materiaal van minderjarigen is strafbaar en valt onder kinderporno.
Plezier en gevaar
De combinatie van seksualiteit en sociale media kan een hoop plezier opleveren, maar er is ook gevaar. Het is van belang dat we weten waar de gevaren zitten, te stoppen met het beschuldigen van de slachtoffers van sexting (eigen schuld, je weet toch dat je dat niet moet doen) en aan jongeren duidelijk maken dat het verspreiden van die beelden geen grapje is, immense consequenties heeft voor slachtoffers en bovendien strafbaar.
Maar daarnaast is het vooral belangrijk goed naar jongeren te luisteren, ze serieus te nemen, kritisch te blijven en in gesprek te gaan, zo dat we zicht hebben waar ze mee bezig zijn, ruimte bieden voor seksuele ontwikkeling en het gevaar beperken.
dinsdag 24 november 2015
Sociale innovatie: vraaggericht, waardegestuurd, 'Just Culture' en Welzijn Nieuwe Stijl
Op 20 november was ik op de conferentie Sociale innovatie in uitvoering van de Hogeschool in Leiden. Ik was benieuwd wat de WMO werkplaats over innovatieve kennis- en competentieontwikkeling in zorg en welzijn te melden had en wat de nieuwe thema's zijn. Ik hoorde meer over bekende (vraaggericht werken) en nieuwe thema's (waardegestuurd werken) en over de ontwikkelingen in wijkteams.
Leren in wijkteams
Ik nam deel aan een lezing van Roel van Goor van het lectoraat leefwerelden van Jongeren van INHolland over het veranderende perspectief van leren in wijkteams. Wat hij vertelde - en wat zeker de meeste professionals niet zal verbazen- is veel wat wijkteam medewerkers doen, te maken heeft met verantwoording van de hulp en veel minder met het doel van de hulp. Wijkteams werken regelgestuurd en de overgang moet volgens van Goor worden gemaakt naar waardegestuurd. Zowel de inrichting van het werkproces, als de organisatiecultuur en de professionalisering moet waardegestuurd worden. Een andere vorm van aansturing waarin we niet gedrag controleren, maar inrichten vanuit waarden. Protocollen worden bedacht door mensen die ver van de werkvloer staan. Volgens Prof.dr.Sydney Dekker leren we niet van wat er mis gaat omdat het leer- en werkklimaat onvoldoende veilig is om verantwoordelijkheid te nemen. We moeten streven naar een open cultuur waar we kunnen bespreken wat goed gaat en wat misgaat, door hem "Just Culture" genoemd, een veiligheidscultuur die het opleidingsklimaat in een instelling bevordert.
Welzijn nieuwe stijl
Daarna nam ik deel aan de workshop Samen zoeken van Sirpa van der Steen en Hans Olderink van de Haagse Hogeschool.Het doel was hun bevindingen van het project: 'Op zoek naar de nieuwe professional' te delen. Ik kwam iets later binnen juist op het moment dat ze vertelden dat er sprake is van een cultuurverschuiving in denken van aanbodgericht, naar vraaggericht werken, dat nu helemaal omarmd wordt door gemeenten. Waar hebben we dat eerder gehoord? (Vraaggericht werken in de jeugdhulpverlening, Marion Welling 2003). Voor de competenties van de professional werd verwezen naar de 8 bakens van Welzijn Nieuwe Stijl (WNS)
Werken volgens WNS betekent (Movisie):
1. gericht op de vraag achter de vraag
2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger
3. direct er op af
4. formeel en informeel in optimale verhouding
5. doordachte balans van collectief en individueel
6. integraal werken
7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht
8. gebaseerd op ruimte voor de professional
Als je wilt dat een cliënt meer zelf gaat doen moet je als professional ook een andere houding aannemen.En als je wilt dat professionals een andere houding aannemen en hun krachten bundelen om participatie en het welzijn van de burgers te bevorderden heeft dat volgens van der Steen en Olderink ook consequenties voor de begeleiding van teams.
Doorgaande lijn
Het was een interessante middag en ik realiseerde me dat innovatie een doorgaande lijn is waarbij belangrijke thema's steeds in een iets ander gedaante terugkomen, zich verder ontwikkelen, nieuwe accenten worden gelegd passend in de structuur die er op een bepaald moment bestaat zoals nu in de wijkteams. Waarom iets nieuws verzinnen? Vraaggericht werken, participatie, ruimte voor professionals het blijft actueel.
maandag 9 november 2015
De mening van jeugdigen en hun ouders over jeugdhulp wordt nog vaak ‘vergeten’
Client centraal, de jeugdige en zijn gezin staan centraal, zinsneden die je veel terugziet in beleidsnotities. Ondanks dat wordt toch nog vaak ‘vergeten’ om de jeugdige en zijn ouders te vragen naar hun mening over jeugdhulp.
Ruimte voor jeugdhulp
Een goed voorbeeld is de notitie ‘Ruimte voor jeugdhulp’. Gemeenten, Rijk en zorgaanbieders ontwikkelden een toekomstvisie op de specialistische jeugdhulp. In deze visie is - zoals ze zelf zeggen - een realistisch perspectief geschetst, dat aansluit bij de visie van gemeenten. En ze vervolgen: er bestaat brede consensus tussen gemeenten, jeugdhulpaanbieders en Rijk over vernieuwing van de specialistische jeugdhulp. Waarom geen cliënten(organisaties) gevraagd om mee te denken over de toekomst van de specialistische zorg? De cliënt staat centraal, maar hun mening is niet relevant?
Een gemiste kans. Aanbevelingen zoals gesprek op basis van gedeelde visie om de jeugdhulp verder te ontwikkelen; verrijken van ondersteuning in de omgeving van het kind; specialistische kennis aan de voorkant kunnen geconcretiseerd worden aan de hand van ervaringen van cliënten en zullen daardoor beter aansluiten op wat in de praktijk nodig is.
Verwijsindex risicojongeren
Een ander voorbeeld is de evaluatie van de verwijsindex risicojongeren. Er is een data-analyse uitgevoerd, een enquête onder meldingsbevoegde professionals gehouden en interviews gedaan met zorgaanbieders, gemeenten en aanbieders/gebruikersverenigingen. Geen cliënt is gevraagd naar zijn mening. Blijkbaar is het niet belangrijk wat cliënten vinden van opname in de verwijsindex risicojongeren en wat voor effect dat heeft op de hulp.
Gezondheidswetenschapper Inge Lecluijze informeerde in haar promotieonderzoek wel naar de mening van ouders en wat bleek? De meeste ouders en kinderen kennen de Verwijsindex Risicojongeren helemaal niet. 'Het is verplicht ouders te informeren, maar dat kan ook al door enkele algemene zinnen op te nemen in de schoolgids. Juridisch gezien voldoet de verwijsindex aan de privacywetgeving. Maar dat het allemaal mag, voorkomt niet dat sommige ouders en hulpverleners het toch ervaren als een inbreuk op hun privésfeer.'(Volkskrant 3 november) Toch wel belangrijk om te weten als je evalueert zou ik zo zeggen.
Samen met jeugd en ouders
Om goede effectieve jeugdhulp te ontwikkelen is het noodzaak ouders en jongeren te betrekken bij de ontwikkeling van beleid en bij onderzoek. Alleen dan ontwikkel je hulp die aansluit op de behoefte in de praktijk. Waarom en hoe je dat doet lees je in de notitie Samen met jeugd en ouders. Duurzame participatie voor effectieve jeugdhulp: een handreiking voor gemeenten. Ook informatief voor onderzoekers. http://www.nji.nl/nl/Samen-met-jeugd-en-ouders.pdf
maandag 26 oktober 2015
Hoe groeit iemand uit tot mensenhandelaar? Kunnen we eerder ingrijpen?
Een collega raadde me aan de publicatie Mensenhandelaren, verhalen en vonnissen van Anke van Dijke e.a. te lezen. We weten inmiddels veel van slachtoffers van mensenhandel en loverboys, maar eigenlijk weinig of niets over de daders. Wat zijn dat voor mensen, wat zijn hun beweegredenen? En kunnen we we eerder ingrijpen, misschien voorkomen dat jongeren uitgroeien tot mensenhandelaren?
Hun verleden is niet hun toekomst
Er is veel aandacht voor meisjes en vrouwen die gedwongen in de prostitutie terecht komen en slachtoffer zijn van vrouwenhandel, loverboys. Zo is er door de commissie Azough een actieplan Aanpak meisjesslachtoffers van loverboys/mensenhandel in de zorg voor jeugd ontwikkeld. Zie http://www.nji.nl/nl/Publicaties/Hun-verleden-is-niet-hun-toekomst. Deze commissie heeft diverse producten ontwikkeld om in te zetten om de aanpak voor meisjesslachtoffers van loverboys/mensenhandel te optimaliseren. Daarnaast is er een Handreiking signalering mensenhandel voor werkers in de gezondheidszorg. Zie http://www.hetccv.nl/dossiers/Mensenhandel/landelijk---signaalkaart-gezondheidszorg. Waar we nog te weinig vanaf weten zijn de loverboys en mensenhandelaren zelf. Hoe groeit iemand uit tot mensenhandelaar? In de publicatie van van Dijke e.a. vertellen veertien mannen en vrouwen die veroordeeld zijn van mensen handel of verdacht worden over hun leven, hun jeugd en hun kijk op de zaak.
Cijfers
In het eerste deel van de publicatie Mensenhandelaren, verhalen en vonnissen wordt ingegaan op wat mensenhandel is, de feiten en de cijfers. In deel twee worden 14 mensen geïnterviewd die vast zitten voor mensenhandel. De interviews zijn aangevuld met het vonnis van de rechtbank. In het derde deel geven deskundigen hun visie op de problematiek. Voor inzicht in de omvang van de problematiek nog even de cijfers op een rijtje. In 2013 zijn 1437 mogelijke slachtoffers van mensenhandel geregistreerd. De grootste groep heeft de Nederlandse nationaliteit (32%), de meerderheid (88%) is vrouw en het grootste deel (33%) is tussen de 18 en 23 jaar, bijna één op de vijf is minderjarig (18%) en daarvan heeft 64% de Nederlandse nationaliteit.
Ik hoop dat ze beseft wat ze mij heeft aangedaan
Er zijn twee dingen die erg opvallen in de interviews. Het eerste is dat alle geïnterviewden een totaal andere kijk op de zaak hebben dan in het vonnis tot uiting komt. Ze zijn er allemaal ingeluisd, de meisjes willen het zelf en ze hebben geen enkel mededogen of invoelingsvermogen met de slachtoffers.
Eén van de geïnterviewden geeft een inkijkje in zijn aanpak zoals speuren naar op de sociale media naar meiden die zich uitdagend kleden en berichten in hun profiel hadden staan in de trant van: 'Van mijn vader krijg ik geen mobiel, wat een klootzak'. 'Ik wist dat die meiden alleen waren dat ze niemand anders hadden en dat het goed ging komen'.
Het tweede wat opvalt - maar me niet verbaast - is dat de mensenhandelaren die geïnterviewd zijn niet kunnen terugkijken op een gelukkige, stabiele jeugd. We zien veel huiselijk geweld, kindermishandeling, criminele ouders, traumatische gebeurtenissen.
Ik sla je net zo hard totdat je stopt met huilen
dat zei de vader van Jamie S. Ook de anderen kregen als kind niet wat ze nodig hadden. Hoogleraar forensische psychologe Corine de Ruiter heeft de ervaring dat veel mensen met antisociale trekken vaak zijn opgegroeid in een gezinscontext waar ze de meest vreselijke dingen hebben meegemaakt. Duidelijk is dat er sprake is van intergenerationele overdracht en eigenlijk zouden we automatisch kinderen in zicht moeten houden waar van de ouder is veroordeeld, zegt Marina Reijns, klinisch psycholoog. De meeste criminele beginnen met kleine delicten, een rolletje drop, een fiets. Sommigen stoppen en anderen gaan door. En dan een nog kleinere groep zet de stap naar mensenhandel. Mensenhandel is niet iets waar je mee begint. Het is vaak iets wat je pas als laatste gaat doen. Waarschijnlijk beginnen ze daar pas mee rond hun twintigste. Het is heel instrumenteel, geldgericht en goed doordacht. Wie willens en weten een meisje wil uitbuiten moet een grens over en daarvoor is een bepaalde mate van meedogenloosheid nodig.
Behandeling
Deskundigen zijn niet heel optimistisch over de behandelbaarheid van mensenhandelaren. Daarvoor is het nodig zowel naar de daderkant als naar de slachtofferkant te kijken. Veel van deze kinderen hebben niet geleerd hun emoties te reguleren. Een enorme woede, agressie en frustratie heeft zich in hun kindertijd opgebouwd Veel slachtoffers vertonen uiteindelijk ook delictgedrag . Veel daders zijn ook slachtoffer. Als we kinderen willen helpen zal hun behandeling gericht moeten zijn op beide elementen van het trauma.
Deze publicatie is dus zeker de moeite waard om te lezen zowel voor wie met slachtoffers van loverboys/mensenhandel werkt als met daders.
donderdag 15 oktober 2015
Gemeenten hebben cliënten nodig voor transformatie van de jeugdhulp
Per 1 januari 2015 is de jeugdhulp gedecentraliseerd naar de gemeenten en vanaf die datum zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van alle vormen van jeugdhulp. Doel is niet alleen decentralisatie maar ook transformatie van de jeugdhulp. De zorg moet dichter bij de inwoners, eenvoudiger en goedkoper. Er moet meer gebruik worden gemaakt van de eigen kracht van jeugdigen, ouders en hun sociale netwerk. Ook moet de zorgvraag teruggebracht. Wel moet er eerder hulp op maat worden geboden voor kwetsbare kinderen, de hulp samenhangend worden aangeboden en meer ruimte komen voor professionals door vermindering van regeldruk.
Is er al iets getransformeerd?
Het is alweer oktober en de meeste gemeenten hebben de jeugdhulp georganiseerd in wijkteams. Dat is echt anders, hulp dichter bij huis. Maar deze nieuwe organisatie betekent niet meteen hulp op maat of samenhangende hulp. En ook geen nieuwe manier van denken. Volgens de Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) moeten wijkteams te veel opboksen tegen oude systemen en vastgeroeste protocollen. In haar derde rapportage roept de Transitiecommissie gemeenten dan ook op om wijkteams ruimte te bieden voor maatwerk en pleit voor samenwerking. Op zich een prima oproep, maar het was nog beter geweest als de transitiecommissie had opgeroepen cliënten meer te betrekken bij het opnieuw organiseren van de jeugdhulp.
Effectieve hulp
Voor transformatie van de jeugdhulp is het van belang dat bestuurders, professionals en cliënten samenwerken. Want wie kun je beter betrekken bij de organisatie van de zorg dan ouders en jongeren zelf? Zij weten wat het is om gebruik te maken van de jeugdhulp en wat werkt en wat niet. Alleen door goed naar cliënten te luisteren en het cliëntenperspectief serieus mee te nemen in de beleidsontwikkeling, kan de zorg daadwerkelijk vernieuwen en transformeren. Effectieve zorg is immers zorg die bij aansluit bij vragen, behoeften, belevingen, ervaringen en oplossingen van cliënten zelf. En als we hulp op maat willen bieden zullen we toch moeten weten wat cliënten belangrijk vinden in de zorg?
Cliëntenparticipatie
Om effectieve hulp te organiseren is het noodzakelijk cliënten te betrekken bij zowel de inhoud van de hulp als de organisatie van de hulpverlening. Participatie van cliënten bij het beleid van de gemeenten, bij de kwaliteit van de instellingen, bij de uitvoering door de professionals en bij de eigen hulp. Het is natuurlijk ook geen eenvoudige transformatieopdracht die de gemeenten op hun bordje hebben gekregen. Want hoe ziet dat er eigenlijk uit gebruik maken van de eigen kracht van jeugdigen ouders en hun netwerk? En hoe organiseer je als gemeente hulp op maat met minder geld? Cliënten kunnen daar bij helpen. Veel gemeenten vinden het betrekken van cliënten bij beleid alleen lastig en ingewikkeld. En het is misschien ook niet eenvoudig, maar kan wel veel opleveren als je het perspectief van de cliënten meeneemt in de transformatie van de zorg.
Handreiking voor gemeenten
Daarom is in opdracht van cliëntenorganisaties een handreiking voor gemeenten ontwikkeld die beschrijft waarom cliëntenparticipatie voor gemeenten van belang is, hoe participatie eruit ziet en wat daarbij succesfactoren zijn. Ook wordt ingegaan op het gebruik van de eigen kracht van cliënten, de inzet van ervaringsdeskundigen, eigen beheer over het dossier, en de rol van de cliëntenorganisaties. http://www.nji.nl/nl/Samen-met-jeugd-en-ouders.pdf
Graag hoor ik goede ervaringen van gemeenten in het betrekken van cliënten bij de transformatie van de jeugdhulp. Zodat we deze ervaringen kunnen bundelen en delen met andere gemeenten
maandag 28 september 2015
Preventie van antisociaal gedrag in het jeugdstelsel
Op 21 september was ik in bij de universiteit van Tilburg aanwezig op een bijeenkomst over preventie van anti-sociaal gedrag in het jeugdstelsel. De vraag is in hoeverre je mag en kunt ingrijpen als je voorziet dat een kind anti-sociaal gedrag ontwikkelt.
34 mislukte interventies
Prof. dr. Frans Feron hield de eerste lezing. Feron gaf aan dat we te weinig kijken naar talenten en specifieke kenmerken en teveel naar problemen. Hij is zeker een voorstander van meer preventie en hield een pleidooi voor gepersonaliseerde zorg waarbij het afnemen van een familie-anamnese een belangrijk onderdeel is. Anti-sociaal gedrag is het resultaat interactie tussen biologische, genetische en omgevingskenmerken. Hij maakte onderscheid tussen twee varianten: de lifecourse persistent pathway en de adolescent limited pathway. De eerste variant heeft de slechtste prognose en te maken met stress in de jonge jeugd en conflictueuze relaties. De tweede beperkt zich tot de adolescentie. Het is belangrijk dit onderscheid te maken en bij risicogroepen tijdig in te grijpen. Zodat een jongere niet - zoals nu - in de jeugd TBS terecht komt nadat gemiddeld 34 (!) instellingen zich ermee bemoeid hebben.
'Het is klote hier, maar wel belangrijk'
Vervolgens hield dr. Dorothee Horstkötter een lezing. Zij heeft kinderen in de intramurale orthopsychiatrische zorg geïnterviewd, jongeren met gedragsproblemen en een psychiatrische stoornis. Een grote klacht van de kinderen zijn de personeelswisselingen en het gebrek aan personeel. Daar hebben ze veel last van. De huidige bezuinigingen zijn daar mede oorzaak van. Zeker omdat we weten dat de relatie met de hulpverlener van groot belang is voor de effectiviteit van de hulp is dit een groot probleem. Ook hebben de kinderen er moeite mee dat ze zo ver weg zijn van hun familie en het normale leven. Dit roept ook de vraag op hoe het geregeld is als kinderen weer naar huis gaan. Als de omgeving niet verandert (een belangrijke factor bij anti-sociaal gedrag) heeft de behandeling ook minder zin. Waar de kinderen wel positief over zijn zijn de activiteiten en sommigen zien ook wel het nut van de behandeling 'Het is klote hier, maar wel belangrijk'.
Wat doen we met Johnny?
Tenslotte hield dr. Wybo Dondorp een lezing over de ethische aspecten vroege screening van anti- sociaal gedrag bij kinderen. Er worden grote stappen gemaakt in de vroege opsporing van individuele dragers van risicofactoren met het oog op preventie. Maar het diagnosticeren van een kind als mogelijk ontwikkelend asociaal gedrag heeft ernstige psychosociale effecten. Nadelen voor deze 'patients in waiting' zijn: onterechte labeling, stigmatisering, self-fulfilling prophecy en vereenzaming. Wat doen we met Johnny die 48% kans heeft op crimineel gedrag en 18% kans om een moord te plegen? Het gevaar bestaat dat kinderen en gezinnen ondergeschikt worden gemaakt aan de veiligheid van de samenleving.
Handelingsverlegenheid
Zo goed diagnosticeren kunnen we nog niet, maar er worden nu ook al veel lijsten ingevuld, kinderen gescreend en problemen in kaart gebracht.Toch gebeurt er vervolgens vaak niets. Wat moeten we doen? was een vraag uit de zaal. Volgens Feron is goede communicatie met ouders en met collega's essentieel. Ga creatief en pro-actief op zoek naar oplossingen en zorg voor een goede interactie met ouders en kinderen, kijk wat zij nodig hebben.En grijp de kans van samenwerking met andere organisaties nu we meer kunnen dan voorheen in het versnipperde stelsel.
Een interessante bijeenkomst waarbij de beperkingen van diagnosticeren zijn geschetst en het belang van goede interactie en communicatie met ouders, kinderen en collega's onderstreept in de preventie van anti-sociaal gedrag.
maandag 14 september 2015
Kennis van huiselijk geweld noodzaak voor wijkteams
Jaarlijks doen zich in Nederland 200.00 ernstige incidenten van huiselijk geweld voor. Eén op de vijf vrouwen wordt binnen haar relatie ooit mishandeld en elk jaar vallen minstens 150 dodelijke slachtoffers. Met de decentralisatie van de jeugdzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.
Wijkteams
Bij de meeste gemeenten moeten wijkteams huiselijk geweld kunnen signaleren, bespreekbaar maken en kunnen handelen volgens de Wet meldcode. Het is de vraag of ze daar op zijn toegerust. De teams worden bemensd door generalisten die niet allemaal even veel van de aanpak van huiselijk geweld afweten. Zeker omdat in de beroepsopleidingen daar nog (te) weinig aandacht voor is. Het komt beperkt aan de orde in de basisopleidingen social work. Pas in specialisaties zoals minoren huiselijk geweld (keuzevak) of het uitstroomprofiel voor de jeugdzorgwerker wordt er dieper op ingegaan.
Basiskennis
Van alle vormen van geweld komt huiselijk geweld het meeste voor. Huiselijk geweld kent vele vormen: partnergeweld, kindermishandeling, geweld tegen ouders en ouderenmishandeling, schadelijke traditionele praktijken en seksueel geweld. Gedegen kennis van signaleren en aanpak van huiselijk geweld is nodig omdat wijkteammedewerkers er dagelijks mee geconfronteerd kunnen worden en het lastig is om de situatie goed in te schatten en de juiste stappen te zetten.
Basisboek huiselijk geweld
Het vernieuwde Basisboek Huiselijk Geweld biedt professionals kennis en vaardigheden die bij de aanpak van huiselijk geweld van belang zijn en is goed bruikbaar bij deskundigheidsbevordering. Het boek bestaat uit 3 delen: in deel één wordt ingegaan op de feiten, de aard, omvang, oorzaken en gevolgen van huiselijk geweld. Deel twee gaat in op de aanpak van huiselijk geweld. En in deel drie wordt ingegaan op de vaardigheden en methodieken die daarbij nodig zijn. Een informatief en praktisch boek en een 'must' voor de wijkteammedewerker.
maandag 22 juni 2015
Medezeggenschap van kinderen en jongeren en de nieuwe jeugdwet
Voor het organiseren van goede jeugdhulp is het belangrijk de mening van kinderen en jongeren over de hulp te vragen, zodat de hulp aansluit op de behoefte van kinderen en jongeren.
Effectieve hulp
Effectieve hulp is hulp die aansluit op de vraag. Daarvoor is het nodig dat gemeenten medezeggenschap zo organiseren dat kinderen en jongeren invloed kunnen uitoefenen op het jeugdhulpbeleid van de gemeente én dat de gemeente regelt dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen naast de cliëntenraden aparte jongerenraden organiseren.
Aparte jongerenraden
Voor kinderen en jongeren is het van belang dat zij de mogelijkheid krijgen en ondersteund worden om – los van volwassen cliënten en ouders - hun mening te geven en hun belangen volwaardig kunnen vertegenwoordigen en zorgen dat deze worden behartigd. Dat betekent dat naast cliëntenraden in jeugdhulpinstellingen en WMO-raden, aparte jongerenraden in jeugdhulpinstellingen en het organiseren van inspraak van jongeren op het gemeentelijk jeugdhulpbeleid noodzakelijk is.
Recht van kinderen op inspraak
Kinderen hebben ook recht op inspraak, zo staat in het VN kinderechtenverdrag:
De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
Notitie medezeggenschap
1 januari 2015 is de nieuwe Jeugdwet in werking getreden. JeugdWelzijnsBeraad, LOC, Defence for Children, LPGGz en Ieder(in) hebben een notitie opgesteld om eraan bij te dragen dat de daarmee samenhangende nieuwe regels voor medezeggenschap voor kinderen en jongeren goed worden uitgevoerd en toegepast in de praktijk door instellingen en gemeenten. In de notitie zetten zij hun zorgen uiteen en bieden handvatten om medezeggenschap van jongeren in de gemeente goed te organiseren om zo effectieve zorg te realiseren. Ingegaan wordt op wat in de nieuwe jeugdwet staat en waar het gemeentelijk beleid aan moet voldoen volgens clientenorganisaties. Ook zijn de aanbevelingen van jongeren aan gemeenten over medezeggenschap op een rijtje gezet en voorbeelden van good en bad cases beschreven
Hoe staat het met medezeggenschap van kinderen en jongeren in jouw gemeente?
De notitie is naar alle gemeenten in Nederland gestuurd. Lees de brochure en spreek je gemeente aan op zijn verantwoordelijkheid.
Zie: http://iturl.nl/snYfrY
maandag 8 juni 2015
Te weinig aandacht voor probleemgedrag van meisjes
Vorige maand kreeg ik de publicatie Meisjes in zorg. Signalering, preventie en behandeling van Karin Nijhof en Rutger Engels (red.) toegestuurd om te recenseren. Een lijvig boekwerk van wel 536 pagina's, van a tot z de moeite waard om te lezen en daarna te gebruiken als naslagwerk.
Het is belangrijk dat hulpverleners en ouders goed luisteren. Goede zorg is dat ik mijn verhaal kwijt kan, zegt Johanny die op haar 15e zwanger raakte, LVB is, ADHD heeft en getuige was van geweld thuis.
Internaliseren van problemen
Bij 5% van de jeugd is er sprake van ernstige problematiek. Hoewel meisjes een kleiner aandeel hebben (44%) zijn de consequenties ernstiger en langduriger dan voor jongens. Meisjes vallen minder op omdat ze problemen sneller internaliseren wat zich uit in angst, depressie en/of suïcidale neigingen en ook bij ernstige gedragsproblemen gaat dat vaak samen met internaliserende problematiek. Bovendien is er nog zoiets als trans-generationele overdracht waardoor problemen worden overgedragen aan de kinderen van deze meisjes.
Specifieke behoeftes van meisjes
Meisjes zijn meer gericht op relaties en gezins- en opvoedingsfactoren spelen een grotere rol bij ernstige gedragsproblemen dan bij jongens. Mishandeling en misbruik is de belangrijkste risicofactor voor de ontwikkeling van probleemgedrag bij meisjes. Er is weinig aandacht voor de specifieke behoeftes in de zorg voor meisjes en niet eerder verscheen een publicatie die zo volledig inzichten in wetenschappelijk onderzoek naar de ontwikkeling van meisjes, probleemgedrag in het bijzonder en ervaringen in de jeugdzorg met specifieke meisjesproblematiek heeft gebundeld als dit boek.
Inzicht en handvatten voor hulpverlening
Een veelheid van onderwerpen zoals sociaal- emotionele ontwikkeling, leefklimaat in gesloten jeugdzorg, criminaliteit , agressie, middelgebruik, ADHD, depressie en suïcide, angst, psychotrauma, persoonlijkheidstoornissen, eetstoornissen en specifieke doelgroepen zoals tienermoeders, loverboy slachtoffers, LVB meisjes, eerwraak komen aan de orde. Daarbij worden zowel resultaten uit wetenschappelijk onderzoek verbonden met praktische handvatten voor signalering, preventie en behandeling.
Dit boek is een aanrader voor iedereen die beroepsmatig met meisjes werkt of wil gaan werken (opleidingen). Het geeft inzicht in wat werkt in de zorg aan meisjes en biedt handvatten voor de hulpverlening.
dinsdag 26 mei 2015
Slachtoffers van loverboys: hun verleden is niet hun toekomst
Al jaren neemt het aantal geregistreerde jonge slachtoffers van loverboys en mensenhandel toe. In 2013 werden volgens Comensha 259 minderjarigen slachtoffer van mensenhandel en daarvan kwamen er 165 uit Nederland. In een groot aantal gevallen betrof het meisjes die te werk werden gesteld in de prostitutie. De meisjes werden veelal door zogenaamde loverboys de prostitutie ingelokt.
Kwetsbare meisjes
Uit verhalen van slachtoffers blijkt dat loverboys zeer doelgericht te werk gaan (zie ook www.seksueelgeweld.nl). Ze zoeken meisjes op plekken waar veel meisjes komen zoals scholen of via het internet. De loverboy legt contact en besteedt in eerste instantie veel aandacht aan haar, is lief en geeft haar cadeautjes met als doel dat het meisje verliefd op hem wordt. Hij probeert daarbij veel over het meisje te weten te komen, informatie die hij later weer kan gebruiken en laat zelf ook zijn 'gevoelige' kant zien. Loverboys zijn daarbij vooral op zoek naar 'kwetsbare' meisjes die veel behoefte hebben aan aandacht. Hij probeert haar los te weken van haar familie/netwerk en als het meisje wegloopt kan ze meteen bij hem intrekken. Op een gegeven moment verandert zijn aanpak en zet hij door een emotioneel verhaal of door dwang het meisje aan tot prostitutie. Het psychisch onder druk zetten is het meest voorkomende dwangmiddel. Het meisje is inmiddels emotioneel gebonden en loyaal aan de jongen die haar heeft geïsoleerd van familie en vrienden. Ze kan moeilijk weigeren en bij hem weg gaan. Als ze eenmaal als prostituee aan het werk is wordt ze scherp in de gaten gehouden. Weigeren van werk kan mishandeling of bedreiging betekenen. Schaamte en een laag zelfbeeld maken dat zelfs als ze uit de prostitutie wordt gehaald intensieve hulp nodig heeft om een zelfstandig bestaan op te bouwen.
Signalering, stappenplan en intensieve behandeling
Een integrale aanpak van vroegsignalering van kwetsbare meisjes tot intensieve behandeling van ernstig getraumatiseerde meisjes is nodig. Eind 2014 kwam het Actieplan Aanpak meisjesslachtoffers van loverboys/mensenhandel in de zorg voor jeugd van de Commissie Azough uit. In dit gedegen actieplan wordt ingegaan op cijfers en achtergronden, signaleren en registreren, optimale opvang en behandeling en worden actiepunten voor de jeugdzorg benoemd om het hulpaanbod van slachtoffers van loverboys/mensenhandel te verbeteren. Een belangrijk actiepunt is de ontwikkeling van een risico taxatie instrument om deze meisjes te signaleren en een stappenplan welke acties worden ondernomen bij signalen van loverboy/mensenhandelproblematiek. Het risico taxatie instrument wordt ontwikkeld door het Nederlands Jeugdinstituut en is een aanvulling op het al bestaande Instrument Risicotaxatie seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Hun verleden is niet hun toekomst
Er is nog heel wat werk aan de winkel voordat het verleden van deze meisjes niet hun toekomst is, want de aanpak van loverboys is een hardnekkige kwestie. Door de sterke loyaliteit van de meisjes naar de pleger vinden ze het moeilijk om met hun 'vriend' te breken en aangifte te doen. Signaleren en hulp bieden is lastig omdat meisjes ontkennen slachtoffer te zijn en geen hulp willen. Daarvoor is het nodig dat het risicotaxatieinstrument snel beschikbaar komt en de jeugdhulp voortvarend aan de slag gaat met het realiseren van de actiepunten om het hulpaanbod van slachtoffers te verbeteren.
maandag 11 mei 2015
Door mijn schuld: motieven daders van seksueel misbruik
Wat zijn motieven van daders van seksueel misbruik van kinderen? Wie zijn ze? Hoe gaan ze te werk? In korte tijd las ik twee publicaties over dit thema: Door mijn schuld. Seksueel misbruik in de kerk, daders getuigen van Machteld Libert (non-fictie) en Muidhond van Inge Schilperoord (literaire roman)
Door mijn schuld
In de jaren ’90 koopt de auteur gerechtsjournalist Magteld Libert een pastoorswoning. Het blijkt een woning met een verhaal, verhalen over seks met de pastoorsknecht en de zelfmoord van de vader van een slachtoffer. In 2010 komt in Vlaanderen aan het licht dat bisschop Roger Vangheluwe jarenlang zijn neef heeft misbruikt. Een commissie met aan het hoofd kinderpsychiater Peter Adriaenssen wordt samengesteld en tal van slachtoffers van seksueel misbruik door geestelijken komen met hun verhalen van 40, 50, 60 jaar geleden naar buiten. De auteur brengt verslag uit over seksueel misbruik in de kerk en besluit naast de verhalen van slachtoffers, ook onderzoek te doen naar het motief van de daders. Ze spreekt daders, deskundigen en kerkelijk leiders.
Motieven van daders
Het blijkt dat veel daders de feiten minimaliseren en een uitleg aan waarmee ze zichzelf goedpraten, in de psychologie cognitieve distorsie genoemd. Of zoals Peter Adriaenssens zegt: 'Het kind interesseert hen niet. Dat kind is een surrogaat om de gelofte van celebatair leven niet te schenden.Sorry voor de bewoordingen, maar dat kind is gewoon een gat.'
41% van het misbruik gebeurt bij de priester thuis. Kinderen zijn afhankelijk en toegankelijk. Zonden biecht je op en dan zijn ze weg. De structuur van de kerk heeft dit alles mogelijk gemaakt en was machtig genoeg om het slachtoffer het zwijgen op te leggen.
Zweetdruppels
In Muidhond beschrijft Inge Schilperoord, forensisch psycholoog bij onder andere het Pieter Baan Centrum het leven van Jonathan nadat hij bij gebrek aan bewijs is vrijgesproken van kindermisbruik en het voornemen heeft het anders te doen en beter op te letten. Een weergaloos goed geschreven roman waarbij de lezer Jonathan dicht op zijn huid zit en iedere zweetdruppel en gedachte van hem kan volgen. Het is natuurlijk allereerst een literaire roman, maar daarnaast ook zeer inzichtgevend in de motieven en drijfveren van plegers van seksueel misbruik.
Abonneren op:
Posts (Atom)