zaterdag 5 oktober 2013

Leren van calamiteiten in de jeugdzorg, over donuts en andere zaken


Op 23 september j.l. was ik op het symposium "Leren van calamiteiten". De bijeenkomst werd georganiseerd ter gelegenheid het 25-jarig bestaan van de Inspectie Jeugdzorg en de 10 jaar bestaande samenwerking van de STJ-inspecties (Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Rode draad van de bijeenkomst was de vraag wat we kunnen leren van calamiteiten.

In maart 2013 heeft het samenwerkend toezicht jeugd het rapport leren van calamiteiten uitgebracht (zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/15/leren-van-calamiteiten.html). In dit rapport wordt de analyse beschreven van acht calamiteitenonderzoeken die in de periode 2011-2012 door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en STJ zijn uitgevoerd. Het betrof ernstige incidenten waarbij kinderen betrokken waren. Uit analyse van de onderzoeken kwam naar voren dat, hoewel elke casus verschillend is, er duidelijke patronen te herkennen zijn en algemeen geldende verbeterpunten te benoemen zijn.
Geconstateerde verbeterpunten:
1. De positie van ouders in het hulpverleningsproces.
2. De manier waarop signalen bij elkaar kunnen komen, onder andere door het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Professionals zijn terughoudend om te melden in de VIR.
3. Kennis en deskundigheid op het gebied van het herkennen en duiden van risicofactoren en bekendheid met de eigen signaleringstaak en die van ketenpartners.
4. Opnieuw inschatten van de veiligheidsrisico’s voor het kind bij veranderende gezinssituaties (-samenstelling) of leefomstandigheden.
5. Duidelijkheid ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij overdracht van de client.
Centraal in het rapport staat het begrip handelingsverlegenheid. Een onderwerp dat op het symposium centraal stond. Handelingsverlegenheid is een verzamelbegrip voor onder meer de schroom van professionals om (complexe) zaken, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling of seksueel misbruik, bespreekbaar te maken met ouders en kinderen en de mate waarin en de wijze waarop informatie tussen professionals en organisaties wordt uitgewisseld (niet actief, niet tijdig, onvolledig en onvoldoende).

De dag werd voorgezeten door Ruben Maes die de sprekers aan de tand voelde met kritische vragen. Na de opening van de bijeenkomst door Gemma Tielen hoofdinspecteur Inspectie Jeugdzorg en Esther Deursen, programmadirecteur Samenwerkend Toezicht Jeugd, volgden drie tafelgesprekken.

Tafelgesprek met professionals
Het eerste tafelgesprek was met een stafarts, een manager van het steunpunt huiselijk geweld, een jeugdrechter en een gezinsvoogd. In grote lijnen onderschreven zij het rapport. Er is inderdaad sprake van handelingsverlegenheid, hulpverleners zijn bang het lijntje met ouders te verliezen als ze melden, scholing is belangrijk en ook je collega's deelgenoot maken van je vermoedens. Vaak weten professionals niet wat ze moeten doen. Opvallend, want sinds 1 juli is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht en daarin staat exact beschreven wat een professional zou moeten doen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. De professionals gaven aan het belangrijk te vinden veiligheidsplannen op te stellen, bijvoorbeeld met behulp van de methode Signs of Safety, de hele familie of het netwerk erbij te betrekken en aandacht te besteden aan vaardigheden om dit zo concreet mogelijk met ouders te bespreken. Er moet veel meer met ouders gesproken worden en professionals moeten leren hoe je een melding kunt doen en daarbij toch contact kunt houden met ouders waarbij je de melding en je zorgen om de veiligheid bespreekbaar maakt. Voor zorgcontinuïteit is het van belang dat zaken goed op schrift staan als een casus wordt overgedragen, informatie delen is belangrijk en de professionals adviseerden steeds zaken waar je over twijfelt met collega's te bespreken en daarbij soms buiten de grenzen van je verantwoordelijkheid te treden als dat nodig is in het kader van de veiligheid van het kind. Ook pleitten zij voor registratie bij het AMK op basis van het kind en niet alleen van de melder en ook vragen en meldingen van broertjes en zusjes daarbij mee te nemen. Daardoor wordt sneller duidelijk dat er zorgen zijn over een gezin zijn en onderzoek noodzakelijk is.

Tafelgesprek met bestuurders
Vervolgens zaten een wethouder, een bestuurder van een scholengemeenschap, een bestuurder van het medisch centrum Haaglanden en een bestuurder van Bureau Jeugdzorg aan tafel. De bestuurders gaven aan dat het belangrijk is dat je medewerkers steunt als het misgaat, als ze tenminste de juiste stappen gezet hebben. Interessant om te horen was dat Medisch centrum Haaglanden werkt met een protocol voor het signaleren van kindermishandeling op basis van oudersignalen. Bijv. drugsmisbruik van ouders. En het protocol is effectief. Bij 91 procent van de kinderen die door de hulpverleners bij het AMK gemeld werden, blijkt de melding inderdaad terecht en driekwart van deze kinderen was eerder nog niet bekend bij het AMK. De betreffende ouders bleken zelfs vaak blij met de geboden hulp. De bestuurder van het onderwijs vertelde tenslotte dat ze bezig waren met trainingen vroegsignalering. Maar het onderwijs heeft het druk en op papier is alles wel goed geregeld, maar de praktijk blijkt lastig.

Tafelgesprek met de staatssecretarissen
Het laatste tafelgesprek was met de staatssecretarissen Teeven en van Rijn. Zij gaven aan dat de regels rondom privacy vaak minder een probleem zijn dan we denken, maar het is daarbij wel van belang ouders sneller te betrekken. Ook bleek dat het Bureau Jeugdzorg Tilburg zowel het kind als het hele gezin registreert en geen onderscheid maakt tussen consultatie, advies en meldingen, waardoor veel sneller duidelijk wordt als er zorgen zijn rondom een kind. Blijkbaar is dat dus wel mogelijk. Daarnaast werd ingegaan op de decentralisatie en de voordelen van samenwerking in multidisciplinaire teams waarbij het belangrijk is dat ook de GGZ participeert omdat die nu nog nog weinig informatie uitwisselt.

Donuts
Afsluiter van de bijeenkomst was Albert Jan Kruiter, onderzoeker van Instituut Publieke Waarden. Hij gaf aan de decentralisatie als positief te zien voor de aanpak van multiproblem gezinnen omdat de gemeentes naast jeugdbeleid ook over alle randvoorwaarden gaan: uitkering, huisvesting. Hij vertelde dat er multiproblem gezinnen zijn die meer dan 100.000 euro per jaar kosten en meerdere hulpverleners over de vloer krijgen die betaald worden uit meerdere potjes AWBZ, jeugdzorg, uitkering. De gemeentes hebben nu de kans dit met elkaar te verbinden en dit integraal aan te pakken. Tenslotte pleitte hij voor meer ruimte voor de professional. Hij vergeleek het met een donut: het gat is de professionele ruimte en het deeg de regels en de protocollen. Steeds willen we na incidenten dat gat dicht maken, we willen teveel regelen. Maar dat werkt niet. Het is belangrijk dat we integraal te werken, die professionele ruimte innemen en verantwoording afleggen aan collega's.

Dus wat leren we van calamiteiten? Overleggen met collega's, praten met ouders, nemen van verantwoordelijkheid, kortom benutten van het het gat in de donut.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten