zaterdag 31 mei 2014

Liefde met alle geweld


Meer vrouwen tussen vijftien en vierenveertig sterven of lopen blijvend letsels op door geweld dan door malaria, verkeersongelukken en oorlog samen.

Laatst kreeg ik de publicatie Liefde met alle geweld. Agressie tegen vrouwen in de huiselijke kring van Kris Smet toegezonden om te recenseren. Net als in Nederland ligt er in Belgie een taboe op het praten over huiselijk geweld. De auteur heeft slachtoffers van huiselijk geweld toch aan de praat gekregen en de verhalen over de gruwelijke gebeurtenissen en vaak tekortschietende hulp opgetekend. Daarnaast presenteert zij cijfers en feiten over kindermishandeling, incest, partnergeweld, geweld tijdens de zwangerschap en hulpverlening in België. Diverse deskundigen komen aan het woord: een kinderarts, agogisch begeleidster, Procureur des Konings, psychiater, jeugdrechter, directeur vluchthuizen, advocaat, hoofd steunpunt geweld op vrouwen, gerontologe enz. Allen zijn kritisch over het huidige beleid in België bij de aanpak van huiselijk geweld. Of zoals de Procureur des konings zo treffend zegt: We dweilen altijd met de kraan open en krijgen almaar betere dweilen en meer emmers. Er moet ook eens iemand aan dat kraantje draaien!

De verhalen over de hulp zijn soms gewoonweg schokkend zoals over een kind dat weer naar huis gestuurd wordt nadat de moeder bekend heeft dat zij inderdaad degene is die de brandwonden met een gloeiend hete vork heeft veroorzaakt omdat het meisje in bed plaste. Of over de vrouw die toegetakeld was door haar vriend en nadat de wonden gehecht waren terug op straat gezet werd met een smerige bebloede broek en T- shirt en op blote voeten. Onvoorstelbaar dat zoiets in Nederland zou gebeuren en trouwens ook dat het in België gebeurt.

maandag 12 mei 2014

Hoe staat het met de privacy van cliënten na de transitie van de jeugdhulp naar de gemeenten?



Op 10 april j.l. ging ik in gesprek met cliënten over de privacy van de jeugdhulp na de transitie. Cliënten in de jeugdzorg maken zich zorgen over hun privacy maken na overdracht van de gegevens van Provincie naar gemeenten.

Koppelen van gegevensbestanden
Gemeenten krijgen na de transitie de beschikking over veel meer gegevens en de mogelijkheid verschillende gegevensbestanden te koppelen en te zien van hoeveel voorzieningen een huishouden gebruik maakt.
Het gaat daarbij om de volgende soorten voorzieningen *:
- vervoer
- inkomen
- jeugdhulp ambulant
- begeleiding
- jeugd geestelijke gezondheidszorg
- jeugdbescherming en jeugdreclassering
- toeleiding
- ondersteuning licht verstandelijke beperking
- dagbesteding
- hulp bij huishouden
- verslavingszorg
- persoonlijke verzorging
Cliënten maken zich zorgen dat door de koppeling van gegevensbestanden zij als ‘probleemgeval’ worden gezien. Uit onderzoek in Zaandam bleek bijvoorbeeld een grote samenloop tussen de voorzieningen uitkering, bijzondere bijstand, voogdij en jeugdzorg. Handig voor de gemeente misschien om te weten, past helemaal in één gezin, één plan, maar dat is nou precies iets dat cliënten niet willen dat gemeenten zonder hun toestemming doen.

De toegang van gemeenteambtenaren tot de gegevens
Daarnaast maken cliënten maken zich zorgen over hoe de toegang tot deze enorme hoeveelheid privacygevoelige informatie geregeld is. De gemeente is dichterbij dan de Provincie en cliënten vinden het niet prettig als gemeenteambtenaren (= vaak buren, familie, vrienden, kennissen ) met één druk op de knop toegang krijgen tot al hun persoonlijke gegevens en hun ‘hele hebben en houwen’ op straat komt te liggen. Want wat is leuker dan even te kijken wat er in het dossier van de buurvrouw staat?

Wat wensen cliënten met betrekking tot de privacy?
Ouders en jongeren willen weten wanneer en welke gegevens worden overgedragen naar de gemeenten. Tot op heden heeft het aan informatievoorziening voor cliënten ontbroken. Cliënten hebben geen flauw idee wat hen te wachten staat na de transitie. Ook willen cliënten weten welke waarborgen voor bescherming van de privacy zij mogen verwachten. En tenslotte willen cliënten regie over het eigen dossier en zelf bepalen welke gegevens uitgewisseld mogen worden tussen professionals. Het is cliënten al jaren een doorn in het oog dat sommige gegevens hen blijven achtervolgen (bijv. een moeilijke echtscheiding van 10 jaar geleden, tepel-speenverwarring als baby in het dossier van een jongen van 16 jaar). En cliënten begrijpen dat bij veiligheidsrisico’s uitzonderingen mogelijk moeten zijn.

Wat zegt de overheid?
Staatsecretaris Teeven heeft aan de kamer toezeggingen gedaan betreffende privacybescherming door gemeenten. Vanuit de praktijk van de gemeenten zullen 5-8 modellen of scenario’s worden beschreven, die een doorsnede geven van hoe gemeenten met privacybescherming in de jeugdzorg om kunnen gaan. Het ministerie zal deze modellen aan een PIA (Privacy Impact Assessment) onderwerpen. Het is vervolgens aan de gemeenten om op basis van de modellen/ scenario’s een eigen privacy-beleid te ontwikkelen.

Deze toezegging heeft cliënten onvoldoende gerustgesteld.

Wie heeft informatie die cliënten wel kan geruststellen?


*Bron: Factlab het verhaal Gemeente Zaanstad

vrijdag 2 mei 2014

Elk kind is anders, een visie op pedagogische hulp



Interessante publicatie over pedagogische hulp bij problemen en stoornissen van jeugdigen waarbij hulp op maat centraal staat

Vorige week kreeg ik het boek, elk kind is anders, een visie op pedagogische hulp geschreven door Jacqueline Crucq-Lokhorst en Heleen Holm-Deuzeman van Biblion toegestuurd om te recenseren.
Het is een heldere en toegankelijke publicatie, geschreven op basis van 20 jaar ervaring in de eerste lijnspraktijk voor pedagogische en psychologische hulp aan jeugdigen.
De auteurs gaan uit van de visie dat je pas van een stoornis kunt spreken als de problemen niet op te lossen zijn door het optimaliseren van de omstandigheden. Hun ervaring is dat de kwaliteit van de relatie cruciaal is voor het slagen van de hulpverlening. Acceptatie, aandacht, empathie en veiligheid zijn van belang voor een sfeer van veiligheid en vertrouwen. Uitgangspunt is de hulpvraag van het kind en de ouders en het actief betrekken van kind en ouders bij het hulpverleningsproces. Ze zijn terughoudend met het stellen van diagnoses en inzet van protocollen vanuit het gezichtspunt dat ieder kind uniek is en hulp op maat nodig heeft.
Ze geven een helder beeld hoe dat er in de praktijk uitziet door hun aanpak bij gedragsproblemen, sociaal -emotionele problemen, angstproblemenen, psycho-somatische problemen en stoornissen te beschrijven geïllustreerd met casuïstiek.

De aanpak van de auteurs past in de visie van demedicaliseren, cliënt centraal en gebruik van de eigen kracht van cliënten is daarmee interessant voor medewerkers van jeugd- en gezinsteams die in het kader van de decentralisatie van de jeugdhulp worden opgezet.