maandag 26 maart 2012

Jeugd in onderzoek


Op 19 maart was ik op het Congres Jeugd in Onderzoek, dat jaarlijks georganiseerd wordt door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Deze keer was het onderwerp Praktijk, onderzoek en beleid: meer dan de som der delen. Dat leek me interessant en het is ook altijd de moeite waard weer eens bij te praten met de collega's in de jeugdzorg en te horen waar iedereen zoal mee bezig is. Door het grote aantal workshops en posterpresentaties ben je snel weer op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de jeugdzorg. Ook is er altijd een buitenlandse spreker en laat dat dit jaar nou professor Michael Lambert zijn, hoogleraar psychologie in Utah. Lambert, die ik al vaker geciteerd heb, is de man die in 1992 met zijn onderzoek naar de effecten van de psychotherapie tot de conclusie komtdat maar liefst 30% van het effect is toe te schrijven aan algemene therapiefactoren zoals warmte, empathie en acceptatie. En nog eens 15% van het effect van de therapie toe te schrijven is aan placebo effecten zoals verwachtingen, het besef van de patiënt dat hij of zij in behandeling is en om de geloofwaardigheid van de behandelmethoden. Daarmee wordt duidelijk hoe belangrijk de kwaliteit van de relatie is voor het effect van de behandeling.
In zijn lezing van 19 maart komt hij opnieuw met cijfers die te denken geven. Zo blijkt uit onderzoek dat 14-25% van de jeugdigen achteruit gaat bij reguliere zorg en dat verslechtering ook niet altijd wordt herkend. Op basis daarvan heeft Lambert een snelle meting ontwikkeld die voorafgaand aan de sessie wordt ingevuld door hulpverlener, ouder of het kind. Een lijstje van 30 vragen over
- innerlijke problemen
- somatische problemen
- relaties
- sociale problemen
- gedragsproblemen
- enkele kritische factoren
Deze worden digitaal ingevuld en leveren onmiddellijk resultaat op. Rood= foute boel, geel= opletten, groen= goed.
En als het dan foute boel blijkt te zijn heeft hij een aantal vragenlijsten om het functioneren van ouder en kind in kaart te brengen:
- sociale steun
- 'efficacy' (het vermogen en de overtuiging om adequaat en efficiënt te handelen in een gegeven situatie)
- hoop
- kwaliteit van de behandelrelatie (natuurlijk)
Resultaat van dit alles is dat door feedback aan de hulpverlener het in plaats van 21% het met 35% van de cliënten beter gaat. Als je hulpverleners ook nog eens handvatten geeft voor hun aanpak, is het effect nog groter. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek en trouwens ook uit onderzoek in Nederland (zie blog 27 februari)

's Middags heb ik een interessante workshop bijgewoond: onderzoek naar multiproblemgezinnen en de kracht van de casus. Aan de hand van een casus uit het boekje Dicht op mijn huid van Karin Schaafsma hebben we in kaart gebracht wat voor wie waarom en onder welke omstandigheden werkt en wat niet werkt. In plaats van te zoeken naar of iets werkt voor een specifieke groep (evidence based) wordt op casusniveau gekeken of de hulp effectief is. Zeker bij multiproblem gezinnen waar door het grote aantal problemen nooit eenduidige uitspraken te doen zijn over wat werkt is de casestudy een invalshoek die wel informatie oplevert, waarbij rekening wordt gehouden met de complexiteit van de casus en onderzocht kan worden of de hulp effectief is.

Al met al was het congres de moeite waard en goed is om te zien dat naast het 'evidencebeest' er meer manieren zijn om in individuele casussen te beoordelen of de hulp effectief is, iets wat hulpverleners zelf, samen met collega's of als instelling kunnen oppakken.

1 opmerking:

  1. Mooie kreet, Marion, het 'evidencebeest'!
    Het is zo af en toe een monster: http://dimasplace.wordpress.com/2010/07/27/evidence-based-wat/

    BeantwoordenVerwijderen